‘Onze sterkte? Het artistiekeen het buikgevoel’
Twee Vlamingen bepalen tegenwoordig hoe Amerikaanse films eruitzien: chef fotografie Jo Willems kreeg Jennifer Lawrence voor de lens in ‘Red sparrow’, terwijl Nicolas Karakatsanis Margot Robbie filmde voor ‘I, Tonya’.
Beste actrice, beste actrice in een bijrol en beste montage: I, Tonya maakt drie keer kans op een Oscar zondagnacht. De oogstrelende fotografie ervan is te danken aan Nicolas Karakatsanis (40), die ondertussen thuis in hartje Brussel zit. Moest hij niet naar Hollywood? ‘Ze hebben het gevraagd, maar dat is niet mijn ding. Ik zit liever op een set dan bij de uitreiking van awards.’
De film speelt sinds kort in onze cinema’s, waar ook Red sparrow deze week uitkwam, een spionagethriller met Jennifer Lawrence en een verbluffende grandeur. Verantwoordelijke voor dat laatste: Jo Willems (47), die al achttien jaar in Los Angeles woont. ‘Ik ben geboren en getogen in Westerlo’, vertelt hij via Skype. ‘Ik heb mijn opleiding wel aan Sint-Lukas gevolgd, maar heb nooit een film gedraaid in België. De laatste tien jaar is er een toevloed van Belgisch talent in LA, maar ik weet niet of ik tot die groep behoor: ik ben al sinds mijn 21ste weg uit België.’
Het werk van Karakatsanis en Willems kan niet meer verschillen. De eerste werkt consequent op pellicule, waar hij vol passie over kan vertellen, terwijl de tweede de voordelen van digitale camera’s bewierookt. Hun projecten tonen ook de spanwijdte van de Amerikaanse film.
Red sparrow is voor Willems de vierde samenwerking met Jennifer Lawrence en regisseur Francis Lawrence (geen familie). Die laatste leerde hij kennen in 2001, toen ze samen de clip van ‘Cry me a river’ van Justin Timberlake opnamen. Samen maakte het drietal ook de laatste drie afleveringen in tienerreeks The hunger
games, razend populaire films die elk meer dan 125 miljoen dollar kostten, maar opgeteld meer dan 2,2 miljard dollar opbrachten. Met een budget van 69 miljoen is Red sparrow een relatief kleine film voor Willems. Ter vergelijking: I, Tonya werd ingeblikt voor minder dan een zesde daarvan.
In tegenstelling tot Willems blijft Karakatsanis ook Vlaamse films draaien. Zo nam hij enkele weken geleden nog de laatste scènes op voor
Ascension van Bas Devos, voor wie hij al Violet opnam. Daarvoor rondde hij de fotografie af voor Engel van Koen Mortier (Ex drummer). Maar u kent hem al van de films van Michaël R. Roskam, van Rundskop over The
drop tot Le fidèle. Zijn vaak duistere fotografie leverde hem het etiket
‘prince of darkness’ op, maar dat schudt hij met brio van zich af met
I, Tonya, waar de kleuren van het scherm spatten.
‘Met dank aan de pellicule, die meer kleuren en diepte toelaat. Het voelde goed om eindelijk eens wat anders te doen, in een andere stijl. Uiteraard heb ik mijn smaak, maar ik word soms te gemakkelijk in een hokje geduwd. Neem nu Le fidèle: die heb ik heel helder gefilmd, maar de film eindigt donker. Het is dat laatste dat de mensen onthouden.’
Wellicht is niemand zo belangrijk op een set als de chef fotografie – in het Engels: director of photograpy, kortweg dop. Hij bepaalt hoe de film eruitziet, van de keuze van de lenzen tot het aansturen van de cameralui. Karakatsanis en Willems zijn niet de enige Belgen die het uitzicht van Amerikaanse films bepalen. Felix van Groeningen nam onlangs zijn Amerikaans debuut Beautiful boy op met zijn vaste chef fotografie Ruben Impens. En de Franstalige chef camera Benoît Debie (Spring breakers)
staat al langer op Amerikaanse sets.
Glossy is passé
Wat maakt Belgische toppers aantrekkelijk voor de Amerikaanse filmindustrie? ‘Niet alleen Belgen, Europeanen tout court zijn graag gezien hier’, zegt Willems. ‘Ze zijn op zoek naar iets dat er niet te glossy en artificieel uitziet, want dat is passé.’
‘De producenten en veel crewleden zijn dikwijls Amerikaans, maar het creatieve talent komt vaak uit Europa’, zegt Karakatsanis. ‘Amerikanen zijn technisch onderlegd en pragmatisch, daardoor kunnen ze naar de maan vliegen. Maar het artistieke en het buikgevoel, dat is onze sterkte. We hebben een traditie van schilderkunst en cultuur én zijn veel flexibeler. Amerikanen zijn vaak rigide: het moet gebeuren zoals gepland. Dat staat creativiteit in de weg.’
‘In België proberen we vaak films te maken zoals de Amerikanen, maar dan voor een schijntje van het budget. Als ze dat in Hollywood zien, denken ze: als je dat zo goedkoop bij ons kan doen, heel welkom. Ze weten dat Europeanen minder klagen en kleinere budgetten gewoon zijn.’
België is ook klein, dan springt het talent al snel naar het buitenland. Zo gebeurde het dat Willems bij Red
sparrow een landgenoot voor zijn lens kreeg: Matthias Schoenaerts. ‘Heel leuk, want ik heb nog maar weinig met Vlaamse acteurs gewerkt en hij is de echte top. Hij heeft zich heel sterk in zijn rol ingeleefd, die overtuiging zie je op het scherm.’
Als dop kon Willems de voorbije jaren vanop de eerste rij meemaken hoe Jennifer Lawrence een wereldster werd. ‘Ze is enorm instinctief, naturel. Ze heeft weinig voorbereiding nodig, ze werkt vooral op aanvoelen. En vooral: ze is niet bang om haar grenzen op te zoeken, om door te duwen waar anderen stoppen.’
Het gaat vrij ver in Red sparrow, met redelijk wat naaktscènes. ‘Dat kon alleen omdat we al jaren samenwerken. Dat creëert een omgeving waarin ze zich veilig voelt. De band tussen dop en actrice is er een van vertrouwen: zij moet geloven dat je haar in een goed licht zal tonen. Niet dat een actrice er per se goed moet uitzien: er zijn folterscènes in Red
sparrow waar dat net niet de bedoeling is. Voor naaktscènes moet een actrice vertrouwen dat je daar als
dop geen misbruik van maakt. Jennifer kon de beelden op de set inkijken, maar als ik het me goed herinner, heeft ze dat bij de naaktscènes net niet gedaan. Het was niet nodig.’
Ook Karakatsanis had al wat talent voor zijn lens, zoals Schoenaerts, maar ook Tom Hardy (The drop) en Casey Affleck (Triple 9). En nu Margot Robbie (The wolf of Wall Street), die in I, Tonya een weergaloze prestatie neerzet. ‘Ze was een plezier om mee te werken: toffe griet, zonder kapsones of klagen. Terwijl het een fysiek zware shoot was en niet eens alleen omwille van dat ijsschaatsen. We namen op in Atlanta en zowel op de ijspiste als daarbuiten ging de
‘Ze weten dat Europeanen minder klagen en kleinere budgetten gewoon zijn’
NICOLAS KARAKATSANIS
‘Voor naaktscènes moet een actrice vertrouwen dat je daar als chef fotografie geen misbruik van maakt’
JO WILLEMS
temperatuur onder nul. Ze moest voortdurend in en uit kostuums, terwijl regisseur Craig Gillespie er een snoeihard tempo op nahield.’
Robbie volgde vier maanden schaatsles, maar voor de moeilijkste passages werd een standin gebruikt. Het verschil is onzichtbaar, met dank aan special effects. Maar ook de camera moest het ijs op. ‘Daar hebben we veel over gediscussieerd. Mijn steadycamoperator zei dat hij goed kon ijsschaatsen, maar zo’n schoudercamera is heel zwaar en groot, vooral als je op pellicule draait. Iemand die én goed kan schaatsen én kan kadreren: dat soort talent is niet dik gezaaid.’
Geen verrassingen
Werken in de Amerikaanse film roept het beeld op dat het talent zich moet plooien naar de eisen van studiobazen. Karakatsanis ontkent. ‘Ik heb nog nooit meegemaakt dat een producer zich kwam moeien. Het helpt wel dat ik op voorhand goed uitleg wat ik wil en dat dan ook lever. Ze konden nooit zeggen dat ze voor een verrassing kwamen te staan.’
Zelfs Willems, die met big budgetfilms werkt, heeft er geen last van. ‘Bij
The hunger games waren er wel altijd twee producenten aanwezig op de set. Van studio Lionsgate kregen we twee keer bezoek: die mensen hingen wat rond op de set en ’s avonds aten we iets, that’s it. Behalve Francis of ik heeft niemand ooit beslissingen genomen. Hetzelfde bij Red sparrow: we kregen 100 procent vertrouwen.’
‘Sommige mensen zeggen dat ze niet voor studio’s willen werken omdat er te veel controle is. Dat is onzin. Of ik nu een film van 1 miljoen dollar draai of een van 100 miljoen, dat verandert niets. Ik heb me nooit gevangen gevoeld in het studiosysteem.’
I, Tonya kon rekenen op enthousiaste recensies en grote interesse bij het publiek. Er was lof voor hoe mooi de film eruitziet. Karakatsanis ligt nu vast in de bovenste lade bij elke Hollywoodproducent? ‘Zo snel gaat dat niet. De film kreeg Oscarbuzz, maar mijn werk heeft geen prijzen gewonnen. Ik merk wel dat er stilaan meer scripts binnenlopen van mensen die mijn werk voor I, Tonya hebben gezien. Ik zou het liefst werken met goeie scenario’s die een budget rond 30 miljoen dollar hebben. Eenmaal je naar 80 of 100 miljoen gaat, zit je toch met grotere risico’s en moet je zien dat je een groot publiek kan bereiken.’
‘Ik heb niet het verlangen om in Amerika te wonen. In LA draait alles om werk: zelfs je kapper is er een wouldbe acteur. Het is fijn om me drie maanden in een project te gooien en met niets anders bezig te zijn. Maar daarna kan ik dat weer achter me laten in Brussel, waar ik mijn lief heb, vrienden, familie. Thuiskomen is me afsluiten van die wereld en tot rust komen. Als iemand me belt, kan ik zeggen dat ik geen tijd heb en ondertussen rustig koffie gaan drinken.’
Willems sluit niet uit dat hij eens een Europese film draait, of zelfs een Vlaamse. Maar de laatste keer dat hij in Europa was, was om Red sparrow op te nemen in Hongarije, waarbij hij ook eens langs de familie kwam. ‘Misschien ben ik stilaan wel een Amerikaanse dop, ik woon er nu al zo lang. Maar ik heb toch iets Europees. Ik probeer in mijn stijl te zoeken naar authenticiteit, eerlijkheid. Red spar
row ziet er goed uit en soms een tikje glossy, maar nooit artificieel. Natuurlijk is het geen film van de Dardennes, maar het zijn hun films en die van Ken Loach die me inspireerden voor The hunger games, veeleer dan
de Amerikaanse popcornfilm.’
‘Of ik nu een film van 1 miljoen draai of van 100 miljoen: ik heb me nooit gevangen gevoeld in het studiosysteem’
JO WILLEMS