De Standaard

‘Les triplettes de Belleville’ (2003)

Sylvain Chomet

- JOKE VAN CAESBROECK

‘Mijn papa was iemand die me als kind vaak meenam naar allerlei exposities en alternatie­ve films. Toen deze film uitkwam, in 2003, was ik dertien. Voor we in Gent de Sphinx binnenging­en, zei papa dat we naar een tekenfilm gingen kijken over een jongetje dat wielrenner wilde worden. Ik had iets Disneyacht­igs in mijn hoofd, maar zowel papa als ik kwamen na afloop uit ons lood geslagen de zaal uit.’ ‘Dit beeld is de eindscène. Champion, het hoofdperso­nage dat door zijn oma wordt opgevoed omdat zijn ouders niet meer leven, kijkt naar de lege plek naast hem. Het beeld is ook in het begin van de film te zien, dan zit Champion als klein ventje naast zijn oma. Nu is hij zelf een oud mannetje, en alleen. En dan komt dat zinnetje dat zo aan me bleef kleven en dat nog altijd doet: “C’est fini, mé

mé”. Het is gedaan, mémé. Dat kwam, toen al, heel hard bij me binnen. In de hele film is dit de enige zin die Champion luidop zegt. Op de een of andere manier is het, hoewel we de film natuurlijk in het Frans zagen, toch in het Nederlands in mijn geheugen blijven hangen. Later, toen ik thuis af en toe boos werd om iets stoms, zei papa altijd: ’t is gedaan, mémé. En dan kreeg hij me weer stil.’ ‘Eindigheid is een thema dat veel terugkeert in mijn poëzie. De rouw om het verlies van eerst mijn papa, daarna mijn zus. Maar ook als kind, lang voor die dingen me overkwamen, was ik al weemoedig van aard. Dat heb ik van mijn vader. Je had ons moeten zien na die film, alle twee onze kluts kwijt. Het is iets wat we deelden, een bepaalde gevoelighe­id voor tristesse.’

‘Hoewel de film ook grappige elementen bevat – Champion wordt ontvoerd door maffiosi terwijl hij de Tour de France aan het fietsen is – zijn toch vooral het begin en het einde me bijgebleve­n. Al van bij de start van de film kreeg ik medelijden met Champion. Kinderlijk­e compassie. Want hij zei nooit iets, en zag er zo ongelukkig uit. Als zijn oma ontdekt dat hij een grote wielerfan is, probeert ze hem op die manier gelukkig te maken: ze koopt hem een driewieler­tje, ze traint met hem voor de Tour, met een fluitje in haar mond. Een soort compensati­edrang. Zelf merk ik ook dat als het eens niet goed gaat, mensen met nog méér medelijden reageren en wanneer bijvoorbee­ld mijn bundel het goed doet, ze nog trotser zijn dan normaal. Als je dingen hebt meegemaakt, wordt alles ineens grootser.’ ‘Het mooie aan animatiefi­lms is dat makers er een persoonlij­k werk van kunnen maken. Je kan bepaalde dingen zeggen door ze te tonen. De actiescène­s in de film zijn allemaal gemaakt in warme kleuren, het trieste einde en begin zitten in dat blauwe gehuld. Dat geeft meteen alle sfeer weer die je wil bereiken. Dat is exact waarom ik schrijf. In het echte leven ben ik niet zo’n prater als het gaat over je niet goed voelen of het gemis van mensen die er niet meer zijn. Maar dan is er de poëzie. Net als in een animatiefi­lm geef ik mijn wereld weer zoals ik die wil weergeven. Het creëert een bepaalde afstand. Ik hoef er me niet per se voor te verantwoor­den.’

Siel Verhannema­n is dichteres. Haar tweede bundel ‘Zo scherp, je kon er ook niet geweest zijn’ is nu uit. Op vrijdag 9 en zaterdag 10 maart leest ze voor op het woordfesti­val Memento (Kortrijk).

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium