Gelijkheid op arbeidsmarkt kan miljarden opleveren
Westerse landen – ook België – zouden veel welvarender kunnen zijn als vrouwen volwaardig zouden meetellen op de arbeidsmarkt.
BRUSSEL I Het is natuurlijk een theoretische oefening, maar het cijfer zet toch aan het denken: de westerse wereld laat 6.000 miljard dollar aan welvaart liggen doordat vrouwen op de arbeidsmarkt niet dezelfde positie hebben als mannen. Als alle Oesolanden de vrouwelijke arbeidsparticipatie tot op het niveau van Zweden zouden tillen, zouden we 12 procent rijker zijn. De cijfers komen van drie economen van het consultancybedrijf PricewaterhouseCoopers, die voor elke Oesoland de Women In Work Index hebben berekend. Die index gaat verder dan de traditionele loonkloof. Veel belangrijker is de mate waarin de vrouwelijke arbeidsparticipatie verschilt van de mannelijke – zeg maar de participatiekloof.
In geen enkel Oesoland participeren mannen en vrouwen in gelijke mate aan de arbeid. Zweden komt er het dichtst bij in de buurt: het verschil is maar 4 procent. De rest van Scandinavië haalt vergelijkbare cijfers. België zit, samen met de meeste WestEuropese landen, in de middenmoot met een participatiekloof van 9 procent. Helemaal aan het andere uiteinde zitten nietwesterse Oesolanden als Japan, Korea en Chili. Daar bedraagt de participatiekloof meer dan 15 procent. Rodelantaarndrager Mexico haalt zelfs 25 procent. Meer dan de helft van de vrouwen is er niet actief op de arbeidsmarkt.
Maar zelfs als vrouwen bijna even vaak actief zijn als mannen, is dat nog geen garantie voor volledige gelijkwaardigheid. Vrouwen werken immers vaker deeltijds. Zelfs in Zweden geldt dat voor 18 procent van de werkende vrouwen. In België werkt 30 procent van de vrouwen deeltijds, in Duitsland 37 procent en in Nederland zelfs 60 procent. Vrouwen werken dus minder vaak en minder lang dan mannen. Die verschillen zijn in veel landen belangrijker dan de loonkloof. In landen als Luxemburg, NieuwZeeland, Slovenië, Polen en ook België is die kloof (gemeten in uurloon) geslonken tot minder dan 10 procent.
Moederschapsverlof
PWC heeft onderzocht of de omvang van de loonkloof correleert met een aantal andere gegevens over vrouwen op de arbeidsmarkt. Wat blijkt? In landen waar aanmerkelijk meer mannen dan vrouwen betaald werk verrichten, is de loonkloof breder. Een brede loonkloof gaat dus samen met een brede participatiekloof.
De loonkloof is ook breed in landen waar vrouwen vaak in de dienstensector werken, en waar ze veel moederschapsverlof krijgen. Dat laatste is als volgt verklaarbaar: werkgevers zijn huiverig om jonge vrouwen aan te werven als ze door zwangerschap lange tijd niet kunnen werken. Een oplossing is om het verlof evenredig te verdelen tussen mannen en vrouwen, zodat er wat dat betreft geen verschil meer is.
In verscheidene landen is al gepoogd de participatiekloof aan te pakken. Het markantste voorbeeld is Japan, waar de kloof relatief breed is. Volgens de cijfers van de Oeso is 67 procent van de Japanse vrouwen aan de slag. Dat is op zich niet weinig: de VS komen aan 64 procent en België aan 58 procent. Maar van de Japanse mannen werkt 83 procent. Meer vrouwen aan de slag krijgen was een van de Abenomicsdoelstellingen, de set maatregelen waarmee premie Shinzo Abe de economie wil aanzwengelen. Het probleem is vooral dat de participatiegraad van vrouwen daalt na de geboorte van hun eerste kind. In bijvoorbeeld Zweden is dat helemaal niet het geval. Japan heeft daarom fors geïnvesteerd in kleuterscholen. In vijf jaar tijd kwamen er 400.000 plaatsen bij. Toch blijven er lange wachtlijsten, onder meer door een tekort aan kleuterjuffen. De job is niet geliefd – ironisch genoeg vooral omdat de lonen veel lager zijn dan wat mannen verdienen.
In landen waar aanmerkelijk meer mannen dan vrouwen betaald werk verrichten, is de loonkloof breder