Minder hashtag, meer actie
Op Internationale Vrouwendag is het goed te beseffen dat er veertig jaar geleden ook al burgerbewegingen als #MeToo opkwamen tegen seksuele intimidatie. En dat die niet zoveel kunnen veranderen als ze geen macht durven uit te oefenen.
Aan alle lezers: een gelukkige Internationale Vrouwendag! Niet alleen aan de vrouwen, maar ook aan de mannen en de x’en die mee hebben geprofiteerd van de verdiensten van de vrouwenbeweging, zoals een hogere levensstandaard doordat meer vrouwen werken, vaders die tijd met hun kinderen kunnen doorbrengen en toegenomen verdraagzaamheid tegenover holebi’s, organisaties die meestal ontstonden in de schoot van feministische groepen.
U kunt de vrouwendag ook vieren door eens goed van bil te gaan met de m/v/x in uw leven. Wat kwade tongen ook beweren: #MeToo zal niet leiden tot de dood van seks, erotiek of geflirt. Vrouwen houden namelijk evenzeer van
hanky panky als mannen. Puriteinse bewegingen zullen #MeToo wel proberen te kapen, maar het is aan de vrouwenbeweging om dat niet te laten gebeuren.
Vandaag zou een goede dag zijn om te beslissen wat wél moet gebeuren na die massale opstoot van verontwaardiging. Je moet al van erg kwaaie wil zijn om nu nog te ontkennen dat geen land of geen sector vrij is van mannen die het verschil niet kennen tussen seks en macht. En ja, daar zitten mannen bij die hoogstaand creatief werk leveren, prachtige zakencijfers realiseren of mooie sportprestaties neerzetten, of nuttig werk doen na rampen in Haïti.
Voor iemand begint te roepen over Michael Fallon, de Britse politicus die ontslag nam omdat hij de knie van de journaliste Julia HartleyBrewer had aangeraakt: Fallon is geen onschuldig slachtoffer, HartleyBrewer geen broodrovende heks. Het was de Conservatieve Partij die Fallon vroeg ontslag te nemen, omdat ze zo rechtlijnig leek tegenover de vrouwelijke partijleden die ook klachten hadden over hem en vooral tege lijk kon zeggen dat het de schuld was van die hysterische #MeTooroepers: een sterk staaltje politieke strategie.
Stel nu dat Fallon of een andere man onterecht beschuldigd was, dan is dat uiteraard vreselijk. Net zo erg als vrouwen en mannen broodroven omdat ze níét op seksuele avances ingaan. Voor de Fallons van deze wereld zijn rechtbanken die je in eer kunnen herstellen en eventueel een vergoeding toekennen. Die veel grotere andere groep kon dankzij #MeToo zeggen dat ze dat soort rechtvaardigheid ook wel wil.
Het opvallendste aan #MeToo: het toonde aan hoeveel grensoverschrijdend gedrag er in de werksfeer voorkomt. Vrijpostige handen, constante opmerkingen over je uiterlijk of seksueel getinte uitnodigingen zijn geen verkrachting, maar daarom hoeven de slachtoffers ze nog niet te pikken. Het is gedrag dat aantoont dat ze níét als gelijkwaardig worden beschouwd, en het houdt hen tegen De terughoudendheid van veel vrouwen om zich te engageren in politiek of grote organisaties, leidde ertoe dat sommige dingen veel te traag veranderden – het verklaart bijvoorbeeld waarom vrouwen soms zonder aanwijsbare reden opstappen en een goede baan inruilen voor een minder goede.
De mensen die nu vinden dat #MeToo ‘te ver gaat’, willen vaak alleen dat er nu weer gezwegen wordt over die ongemakkelijke conflicten. Maar bij elk nieuw schandaal in de kerk, politiek, sport, cultuur of andere grote or ganisaties, reageren de slachtoffers bozer. Een wonde geneest niet door ze af te dekken.
Een actie via sociale media maakt een actiegroep flexibel en geeft hem snelle toegang tot de klassieke media, maar niet noodzakelijk tot de beleidsmakers. En om grassroots bewegingen uit heel de wereld samen te brengen, zijn ze handig, maar niet onontbeerlijk. Dat blijkt uit het Tribunaal over de Misdaden tegen Vrouwen, dat België in 1976 helemaal op de kaart zette als voorloper in de strijd voor vrouwenrechten.
In Wat zoudt gij zonder ’t vrouwvolk zijn? Een geschiedenis
van het feminisme in België, legt auteur Monika Triest zelf het verband tussen #MeToo en het Tribunaal, een initiatief van de feministe Lily Boeykens. Boeykens, die in Afrika had gewoond, haalde in 1976 delegaties van IJsland tot Australië naar Brussel, van Zuid
Korea tot Puerto Rico, van moslimlanden als Syrië en toenmalige ontwikkelingslanden als India of Vietnam. In het Congressenpaleis getuigden huisvrouwen en arbeidsters, prostituees en pornosterren.
Het verslag van het Tribunaal, samengesteld door Diana E. H. Russell en Nicole Van de Ven en uitgegeven door de Feministiese (het was tenslotte 1976) Uitgeverij De Bonte Was, staat online. Uit de onderwerpen die aan bod kwamen, spreekt de wil om vrouwen de vrijheid te geven zelf hun leven in te richten: er werd zowel gediscussieerd over ‘gedwongen moederschap’ als over ‘gedwongen nietmoederschap’. Toen al stond de ‘dubbele onderdrukking van migrantenvrouwen’ op de agenda en female genital mutilation.
Boeykens wist dat een internationaal tribunaal in ons land onze politici zou overtuigen om iets te doen aan seksueel geweld. Dat klopte. In de twee jaar na het Tribunaal werden de vluchthuizen voor vrouwen in Brussel, Leuven, Antwerpen en Gent geopend.
Maar veel kansen bleven liggen. Voor veel vrouwen volstond de getuigenis, en dat zie je nu weer gebeuren met #MeToo. ‘Veel landen hadden niet de gebruikelijke officiële afgevaardigden gestuurd, maar vrouwen die getuigenis konden afleggen over hun eigen ervaringen met geweld’, zei Boeykens,
Wat kwade tongen ook beweren: #MeToo zal niet leiden tot de dood van seks, erotiek of geflirt. Vrouwen houden namelijk evenzeer van hanky
panky als mannen
die in 2005 koos voor euthanasie toen bleek dat ze alzheimer had. ‘Zij wilden de regeltjes van een congres niet volgen, ze wilden spreken, in om het even welke taal.’ Russell en Van de Ven zijn niet omfloerst in hun rapport: ‘Alle emoties die het Tribunaal opriep hebben zich ook steeds weer ontladen, dikwijls in de vorm van pure agressie, met name tegen de organisatrices.’
Macht: een vies woord
Aan het Tribunaal namen veel kleine grassroots organisaties deel, die bijvoorbeeld ijverden voor anticonceptie in landen waar die verboden was, of voor de veiligheid van vrouwelijke gedetineerden. Vaak hadden ze slechte ervaringen met politie, gerecht en overheid.
Maar voor veel feministen was macht sowieso een vies woord. ‘Macht werd geassocieerd met het patriarchaat, onderdrukking, uitbuiting en geweld’, schrijft Triest. Voor Boeykens was deelname aan de macht een verantwoordelijkheid. ‘Vrouwen hebben jaren gestreden voor het algemeen stemrecht, maar wat ze nu nodig hebben, is meer macht. En die macht kunnen ze alleen verkrijgen door zich als echte managers te gedragen.’
De terughoudendheid van veel vrouwen om zich te engageren in politiek of grote organisaties, leidde ertoe dat sommige dingen veel te traag veranderden. Het duurde tot 1989 voor verkrachting binnen het huwelijk strafbaar werd in België, en voor een man was zijn echtgenote betrappen bij overspel tot 1997 een verzachtende omstandigheid bij slagen en verwondigen en zelfs moord.
Als maar een klein deel van de vrouwen en mannen achter #MeToo zich engageert om de aanpak van aanrandingen en verkrachtingen door justitie serieuzer te maken, of methodes te vinden om grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer te stoppen op een manier dat ‘dader’ en ‘slachtoffer’ weer gewoon collega's worden, heeft de actie pas echt waarde gehad.
Het is hoopvol kijken naar initiatieven als #TimesUp, het wonderlijke verbond tussen vrouwen uit Hollywood en de Alianza de Campesinas, die 700.000 vrouwen vertegenwoordigt uit de Amerikaanse landbouw. Nadat de Alianza aan de actrices had geschreven: ‘Net als jullie worden we belaagd door individuen die de macht hebben om ons aan te werven, te ontslaan, op een zwarte lijst te zetten of onze economische, fysieke en emotionele zekerheid te bedreigen’, haalden de filmmaaksters 13 miljoen dollar op voor juridische bijstand. Dat Harvey Weinstein ooit de aanstoker van nieuwe feministische verbonden zou worden, wie had dat zien aankomen?
‘Wat zoudt gij zonder ’t vrouwvolk zijn? Een geschiedenis van het feminisme in België’ van Monika Triest verschijnt vandaag (uitg. Vrijdag)