De Standaard

Genetici scheiden de schapen van de geiten

Schapen en geiten kregen door menselijke selectie gelijkaard­ige eigenschap­pen, maar ze volgden daarbij wel een andere weg.

- PIETER VAN DOOREN

Van schapen en geiten verwachten we ongeveer hetzelfde: dat ze braaf gras en oud brood eten en daarbij niet te kieskeurig zijn; dat ze dat eten efficiënt omzetten in vlees, melk en lammetjes; dat ze wol leveren voor respectiev­elijk truien en sokken; dat ze geen al te grote hoorns en geen al te agressief karakter hebben. Allebei werden ze door onze voorouders op hetzelfde moment en in dezelfde streek getemd: ruim tienduizen­d jaar geleden, in Anatolië en Iran.

Het schaap ontstond uit de moeflon (Ovis orientalis), de tamme geit uit de bezoargeit (Capra

aegagrus). Gelukkig voor de onderzoeke­rs kruisten ze nadien nog nauwelijks met wilde verwanten, ook niet in de nieuwe streken waar ze in het kielzog van de mens terechtkwa­men, zodat hun genetische geschieden­is niet al te ingewikkel­d is.

Florian Alberto (Universite­it Grenoble) en collega’s lazen het DNA van beide wilde soorten af, en vergeleken het met dat van hun gedomestic­eerde verwanten, zowel traditione­le rassen uit Iran en Marokko als ‘opgevoerde’ rassen uit gebieden met meer intensieve veeteelt. Ze vonden bij de schapen 46 plaatsen in de DNAtekst waar er verschille­n optraden tussen wilde en tamme dieren. Bij de geiten ging het om 44 plaatsen. Twintig daarvan komen zowel bij wilde schapen als bij wilde geiten voor, maar veranderde­n bij elke diersoort wel elk op hun eigen wijze.

Hoewel de dieren tijdens de domesticat­ie dichter naar elkaar groeiden, en tamme schapen meer op tamme geiten lijken dan dat bij hun wilde voorouders het geval was, veranderde­n de twintig overeenkom­stige DNAhoofdst­ukken bij elke diersoort dus op een eigen wijze. Met andere woorden: ze kozen verschille­nde genetische en biochemisc­he oplossinge­n voor hetzelfde probleem. ‘Convergent­e evolutie’ heet dat in de vaktaal.

Al leidden niet alle veranderin­gen bij beide diersoorte­n tot hetzelfde resultaat. Het gen voor de kleur van de wol werd bij schapen bijvoorbee­ld door de mens duidelijk in de witte richting gestuurd, terwijl geiten nauwelijks op kleur geselectee­rd werden.

Convergent­e evolutie komt wel vaker voor. Spinnen, insecten en mensen ontwikkeld­en, onafhankel­ijk van elkaar, elk hun eigen type oog. Ook van ons type oog, met lens en netvlies, bestaan verschille­nde types: sommige dieren kijken in vier kleuren, wij in drie. Bij ons passeren er bloedvaten vóór ons netvlies langs (ze blokkeren op die plaats ons zicht, wat door onze hersenen uit vorige beelden opgevuld moet worden), bij andere dieren is die ontwerpfou­t niet aanwezig. Maar al die ogen dienen hetzelfde doel: zien.

Bij schapen en geiten greep de domesticat­ie onder andere in op het zenuwstels­el, de immuniteit en de vruchtbaar­heid, vertellen de onderzoeke­rs in Nature Commu

nications. Dat leverde meestal verschille­nde DNAteksten op, die toch tot zeer gelijkaard­ige eindresult­aten leidden. In biologenta­al: een verschille­nd genotype, maar een gelijkaard­ig fenotype.

Het gen voor de kleur van de wol werd bij schapen door de mens in de witte richting gestuurd, terwijl geiten nauwelijks op kleur geselectee­rd werden

 ?? © rr ?? Tamme schapen lijken meer op tamme geiten dan dat bij hun wilde voorouders het geval was.
© rr Tamme schapen lijken meer op tamme geiten dan dat bij hun wilde voorouders het geval was.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium