STAREN IN DE LEEGTE
‘Never tell me, by the way, that the dead look
peaceful’, schreef George Orwell, nadat hij net het levenloze lichaam van een door een olifant vertrappelde man had gezien.
De Duitse fotograaf Rudolf Schäfer vond ze er wel erg vredig uitzien, de gezichten van de overledenen. Hij portretteerde ze, met het witte laken zedig tot op de schouders getrokken, in zacht zwartwit in zijn boek Der Ewige Schlaf: Visages de morts (1995). En het klopt. Sommige gezichten lijken zelfs iets gelukzaligs over zich te hebben. De doden van Schäfer werden weliswaar niet door een olifant vertrappeld; zij stierven een natuurlijke dood. Dat besef werkt verzachtend.
Anders is het bij de foto’s van Jeffrey Silverthorne in Morgue. De Amerikaan was amper vijfentwintig toen hij in 1972, tot zijn eigen verbazing, van de procureurgeneraal van Rhode Island de toestemming kreeg om in het staatsmortuarium te fotograferen. Wie daar terechtkwam, was in onbekende of gewelddadige omstandigheden aan zijn einde gekomen. Silverthorne fotografeerde de overledenen rechtuit, zonder al te veel franjes. Enkel bij de slachtoffertjes van wiegendood is er schroom – Silverthorne was net voor de tweede keer vader geworden. Van hen geen gezichtjes in beeld.
Een vrouw stierf thuis. Een man werd doodgeslagen. Een andere pleegde zelfmoord op de treinsporen. Een jongetje werd aangereden door een auto, een ander werd gevonden in de bosjes. De bekendste foto is die van aan COvergiftiging overleden geliefden, letterlijk door de dood gescheiden, elk in een eigen lijklade. De stevige, stijlvolle schoen van Silverthorne midden in beeld benadrukt niet alleen die scheiding, hij voorziet het tafereel ook van een tegendraadse dynamiek, een verstorende hartslag.
Het voelt fout, kijken naar foto’s van doden in een forensische omgeving, maar in een nietforensische context. Waarom doen we het dan? En waarom fotografeert iemand ze? Silverthorne geeft er in het boek wel enkele verklaringen voor, maar uiteindelijk komt het neer op die ene keer, toen hij als veertienjarige knaap stiekem zijn oma fotografeerde op haar begrafenis. De dood fascineert en blijft fascineren, zelfs wanneer hij confronteert.
De Franse filosoof Roland Barthes sprak over hoe fotografie iemand onherroepelijk in het verleden plaatst; over tekenen van een toekomstige dood. Maar wat dan met foto’s van wie al dood is? Hoe stop je de tijd van iemand wiens tijd al is gepasseerd? ‘Het mortuarium was zwart en stil’, schrijft Silverthorne. ‘Het gaf niets terug.’ Kijken naar foto’s van de doden is je in een soort van vacuüm begeven. Het is als staren in de leegte.