Varen op het kompas van de mensenrechten
Een commissie zal voor het eerst het Belgische terugkeerbeleid evalueren. STEPHAN PARMENTIER schetst de uitdagingen en de kansen.
Afgelopen vrijdag vond de eerste vergadering plaats van de opvolgingscommissie over het Belgische terugkeerbeleid, onder het voorzitterschap van de eminente jurist Marc Bossuyt (DS 10 maart). De commissie volgt op de Soedancrisis van vorig najaar.
Het idee van een opvolgingscommissie is al veel ouder dan de actualiteit doet vermoeden. Al in januari 2005 presenteerde Etienne Vermeersch het eindrapport Bouwstenen voor een humaan en effectief verwijderingsbeleid aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (Open VLD). De CommissieVermeersch II had zich gebogen over de verwijdering van vreemdelingen vanuit België, om een effectief beleid toe te laten mét aandacht voor een humane en veilige benadering voor alle betrokkenen, vreemdelingen, politiemensen en anderen. De CommissieVermeersch I had in 1999 al een rapport opgesteld met concrete richtlijnen voor het gebruik van dwang door de politie, na de dood van de Nigeriaanse asielzoekster Semira Adamu.
De CommissieVermeersch II beval de oprichting van een ‘permanente commissie voor het verwijderingsbeleid’ aan, met enerzijds de opdracht om na te gaan hoe de andere aanbevelingen konden worden opgevolgd, en anderzijds om het verwijderingsbeleid algemeen te evalueren. In de maanden erna gingen de minister en zijn diensten (vreemdelingenzaken, politie …) aan de slag met de andere aanbevelingen, maar het voorstel van een permanente commissie bleef dode letter. In de loop van 2009 kwam een eerste impuls van de minister voor Migratieen Asielbeleid Annemie Turtelboom (Open VLD), maar de voorbereidingen werden geblokkeerd door het einde van de regeringVan Rompuy eind 2009.
In de regeringLeterme II liet staatssecretaris voor Migratie Melchior Wathelet (CDH) snel een KBontwerp voor zo’n commissie uitwerken. Alles was klaar voor de goedkeuring toen de politieke crisis vanaf het voorjaar van 2010 de regering tot lopende zaken beperkte. Ook tijdens de mandaten van de staatssecretarissen Maggie De Block (Open VLD) en Theo Francken (in zijn eerste jaren) bleef het dossier in de koelkast.
In januari 2017 ontstond opschudding over een rapport van de Algemene Inspectie van de Politie, dat melding maakte van (oude) misbruiken bij enkele politiemensen tijdens verwijderingsoperaties. Daarop pikten enkele politieke partijen, ngo’s en academici het idee van een opvolgingscommissie weer op, waardoor het dossier in een stroomversnelling terechtkwam. Francken begon daarna met de uitwerking van een aantal voorstellen die nu uitmondden in deze commissie.
Werken de controles?
De nieuwe commissie staat voor grote uitdagingen. Om te beginnen bij het verwijderingsbeleid zelf, dat nog steeds in talrijke duistere en hardnekkige nevelen gehuld is, zoals ik hier eerder schreef (DS 21 januari 2017). Dat beleid omvat een viertal fasen, en in elk daarvan bestaan duidelijke prioriteiten om te evalueren:
1. De eigenlijke verwijderingsprocedure. Prioritair is de evaluatie van de inzet van de beveiligde vluchten (special flights), de positie van kwetsbare groepen tijdens verwijderingsoperaties (vrouwen, schoolgaande kinderen, personen met functiebeperkingen, personen die uit oorlogsgebieden komen, documentlozen …) en de precieze taakver deling tussen de politie en vreemdelingenzaken enerzijds, en tussen politie en private bewakingsdiensten anderzijds.
2. De fase voorafgaand aan de verwijdering. Prioritair is de evaluatie van de detentie van kwetsbare groepen (kinderen, families) voor wie internationale toezichtsorganen al lang aandringen op alternatieven. Wat is de voorafgaande inschatting van het risico dat personen bij hun terugkeer kunnen worden onderworpen aan slechte behandeling of zelfs foltering? Van blijvend belang is dat men de concrete werking van de gesloten centra bekijkt, zowel vooraleer een beslissing over de asielaanvraag is gevallen (zelfs voor wie geen asielaanvraag indient) en ook na een negatieve beslissing.
3. De fase die volgt op de verwijdering. Wat zijn de procedures en praktijken van opvolging na de aflevering van vreemdelingen in hun thuisland of een derde land? Dit is volledig onontgonnen terrein, maar van groot belang om de effecten van het verwijderingsbeleid in kaart te brengen.
4. Voor alle fasen van het verwijderingsbeleid bestaan procedures en praktijken van controle. Prioritair is na te gaan of die controles van de politiediensten adequaat georganiseerd zijn en wat met hun talrijke aanbevelingen gebeurt. Verder dient onderzocht of op het vlak van detentie voor verwijdering en opvolging na verwijdering nood is aan betere of nieuwe vormen van supervisie.
Zelfevaluatie?
Op een tweede vlak, namelijk het ‘terugkeerbeleid’, kan de commissie alle vormen van vrijwillige terugkeer van vreemdelingen onder de loep nemen. Dit is van groot belang omdat de vrijwillige terugkeer vele malen goedkoper is dan de gedwongen terugkeer. Het terugkeerbeleid is in ons land nog nooit ernstig doorgelicht, maar de commissie staat er niet alleen voor, want tal van internationale organisaties (onder andere de Internationale Organisatie voor Migratie) houden zich er al langer mee bezig en kunnen informatie en ervaring delen.
Deze commissie heeft een ruim mandaat en talrijke prioriteiten. Welke middelen heeft ze om die gi gantische opdracht uit te voeren? Vooreerst kan ze rekenen op de politieke steun van de federale regering die haar heeft opgericht. Dit is belangrijk om toegang tot informatie te krijgen en een draagvlak voor haar aanbevelingen te creëren, maar het houdt ook een risico van politieke afhankelijkheid in. Vooral omdat de samenstelling van de commissie niet zonder knelpunten is. De helft be staat uit diensten die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van het asielbeleid (Dienst Vreemdelingenzaken, CommissariaatGeneraal, Federale Politie, Fedasil) en in die zin zichzelf kunnen evalueren. Daarnaast is er de algemene inspectie van de politie, die weliswaar de verwijderingspraktijken van de politie controleert, maar ook van dezelfde politieke verantwoordelijken afhangt.
Een minderheid van de leden is extern, onder wie de voorzitter zelf. Er is telkens een vertegenwoordiger van de luchtvaartmaatschappijen en van de piloten. Het voorstel om ook medische, psychologische, juridische of andere externe experten te laten zetelen, is niet weerhouden, om onbekende redenen. De commissie krijgt twee jaar om aanbevelingen te formuleren. Betekent dit dat het gaat om een aflopend mandaat? Kan het verlengd worden? Onder welke voorwaarden? Het zijn allemaal cruciale elementen om de commissie toe te laten haar taak professioneel, onafhankelijk en onpartijdig uit te oefenen.
Op 22 september 2018 zal het exact twintig jaar geleden zijn dat asielzoekster Semira Adamu overleed. De nieuwe opvolgingscommissie heeft de unieke kans om deze datum aan te grijpen voor een grondige stand van zaken over het verwijderings en terugkeerbeleid. Zij kan een beroep doen op de kennis van andere actoren, zoals onderzoekers, private dienstverleners en ngo’s. De oefening is zeker de uitdaging waard in de aanloop van 10 december 2018, waarop wereldwijd de zeventigste verjaardag wordt gevierd van de ondertekening van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, hét kompas van alle democratische rechtsstaten. Neemt de commissie deze handschoen op?
Het voorstel om ook medische, psychologische, juridische of andere externe experten te laten zetelen, is niet weerhouden