‘National Geographic’ slaat mea culpa over racisme
De eerstvolgende editie van ‘National Geographic’ is een themanummer over de rassenkwestie. Daarbij kijkt het blad ook in eigen boezem.
‘In tegenstelling tot concurrenten als “Life” deed “National Geographic” niets om de raciale clichés te ontkrachten
SUSAN GOLDBERG Hoofdredactrice ‘National Geographic’
‘Zwartjes uit het zuiden van Australië. Deze wilden zijn de minst intelligente van alle menselijke wezens.’ Dat bijschrift stond onder een foto verschenen in het Amerikaanse tijdschrift National Geographic, waarvan elke maand wereldwijd bijna 7 miljoen exemplaren worden verkocht. Gelukkig betrof het een editie van 1916. De zin prijkt nu bovenaan een artikel in de recentste editie van datzelfde National Geographic. Niet omdat ze er trots op zijn, wel om aan te tonen hoe het er vroeger toeging.
Op 4 april is het 50 jaar geleden dat Martin Luther King werd vermoord. De rassenkwestie verdeelt de VS nog net zo zeer als toen. En over twee jaar zal de meerderheid van de Amerikaanse bevolking uit etnische minderheden bestaan. Reden genoeg voor National Geographic om de editie van april integraal aan de rassenkwestie te wijden. ‘Ras is geen biologisch gegeven’, schrijft hoofdredactrice Susan Goldberg in een lang edito. ‘Het is een sociale constructie.’
Op de cover van The race issue staat een elfjarige tweeling van een Britse moeder en een Jamaicaanse vader. Een van de meisjes is blank, het andere is zwart. In het bijbehorende interview vertellen ze dat niemand hen gelooft als ze zeggen dat ze een tweeling zijn. Na dat interview volgt een trits wetenschappelijke en polemische stukken over de rassenkwestie. ‘Onze huidskleur zit niet in ons DNA’, is een van de conclusies.
Halfnaakte wilden
Susan Goldberg is pas de tiende hoofdredacteur van National Geographic sinds de oprichting van het tijdschrift in 1888. Ze is ook de eerste vrouwelijke hoofdredacteur, en de eerste Joodse: ‘Twee groepen die hier ook lang zijn gediscrimineerd.’ Met ‘hier’ bedoelt ze National Geographic. ‘Als we het over ras hebben, dan moeten we ook de eigen geschiedenis onder de loep nemen.’
Daartoe schakelde ze de hulp in van John Mason, een academicus gespecialiseerd in de geschiedenis van de fotografie en de geschiedschrijving over Afrika. Mason dook het archief in en kwam met ontnuchterende vaststellingen weer boven. ‘Tot in de jaren 70 had National Geographic niet de minste aandacht voor zwarten in Amerika’, schrijft Goldberg. ‘We zetten hen weg als arbeiders en huishoudhulpjes. Tot eind jaren 40 mochten zwarten zelfs geen lid worden van National Geographic. Des te meer aandacht hadden we voor zwarte “inboorlingen” in verre landen, die we portretteerden als exotische, halfnaakte wilden. We lieten geen cliché ongebruikt. Afrikanen werd waar mogelijk afgebeeld tijdens wilde tribale dansen, bij reportages over eilanden in de Stille Zuidzee stonden immer inlandse schonen afgebeeld.’
Helemaal pijnlijk wordt het als Mason gaat vergelijken met andere bladen. ‘In tegenstelling to concurrenten als Life deed National Geographic niets om zijn lezers voorbij de raciale stereotypes te brengen. Zo werd in 1962, in een lange reportage over ZuidAfrika, met geen woord gerept over apartheid, laat staan over het bloedbad van Sharpeville, twee jaar eerder.’