Context is alles
Al in 1967 vreesde Hugo Claus dat zijn toneelstuk Het leven en de werken van Leopold II ‘nooit zal kunnen worden opgevoerd’, wegens te controversieel. Het kwam er drie jaar later toch, als het ware in exil, bij de Nederlandse Comedie in Amsterdam. Het gevestigde België meende inderdaad dat dit ‘schandaalstuk’ op een onaanvaardbare manier de spot dreef met alles wat dat establishment dierbaar was in het kolonialisme. En nu is het weer een voorwerp van controverse. De Brusselse KVS hernam de versie die hij in 2002 ervan liet maken en ook in Congo met succes opvoerde. Maar het stuk stuit vooral bij jonge theatermakers op verontwaardiging, omdat ze er, behalve de antikolonialistische kritiek, ook een racistische toonzetting in ontwaren (DS 13 maart).
Op het eerste gezicht heeft dat alles te maken met het verstrijken van de tijd. Het stuk is een halve eeuw oud en wou uitdrukkelijk een engagement uitdragen: via Leopold II het kolonialisme en de kapitalistische uitbuiting bekritiseren in een grotesk aangezette satire. Dat paste in een tijd waarin Leopold en diens Congolese project nog stevig op hun sokkel stonden. Dat het in 1960 slecht was afgelopen met de Congolese onafhankelijkheid, heette andermans schuld te zijn en net de goede zin van het kolonialisme te bewijzen.
Tegenstemmen ontbraken toen in de politiek, de wetenschap (die Leopold II in haar officiële spreekbuizen nog altijd loofde als een altruïstisch genie) of de historiografie, die het onderwerp geheel negeerde. In dat vacuüm kwam de kritiek op dat koloniale verleden het eerst vanuit de kunst, onder meer met dat stuk van Claus, pas van in de jaren 1990 ook bij historici – en hun werk is nog lang niet af.
Het valt niet te bewijzen of kunstenaars de weg hebben vrijgemaakt voor een breder inzicht, zeker is wel dat het historische besef nu veel meer ruimte laat voor nuance over de koloniale geschiedenis. En het hielp dat die nuancering ook gold voor de instituties die Leopold II diende in zijn kolonialisme, in de eerste plaats de monarchie die in Congo prestige had gezocht, en de katholieke kerk met haar missies.
Maar in de plaats daarvan kwam vooral onverschilligheid. De permanente menselijke tragedie die Congo vandaag is, beroert maar weinigen. Maar Claus en anderen vervulden wat ze zagen als een opdracht in de context van hun tijd. In dat interview uit 1967 stelde Claus dat hij het stuk ‘echt voor België’ had geschreven. Wat deels de huidige kritiek kan verklaren. In het slechtste geval had Claus de Belgen de kans gegeven om hun geweten bij te stellen, zonder daar verder veel consequenties aan te koppelen. Het stuk nu nog opvoeren, kan dan lijken op een viering van de eigen voortreffelijkheid. Met als uitloper die discussies over standbeelden en straatnamen die nu en dan opborrelen maar snel erg obligaat klinken: alsof ‘wij’ niet meer geconfronteerd willen worden met de collectieve kolonialistische naïviteit van vorige generaties.
Wat nu kritiek oproept, ligt in de satirische vorm van het stuk. Claus geloofde nooit in het ‘effect’ van geëngageerde kunst op het grote publiek. In het expliciete, voor hem te belerende en artistiek ongeloofwaardige vormingstheater had hij geen zin, maar hij dacht het publiek wel met humor te kunnen overtuigen. In 2004 noemde hij zijn ‘Leopold’ zelfs zijn ‘beste stuk’, ‘precies omdat het zo delicaat is: mensen laten lachen om een idioot die de dood van miljoenen mensen op zijn geweten heeft’.
Een satirisch opzet veronderstelt wel een graad van realisme: de satiricus moet aangeven welke feiten hij in het groteske uitvergroot om de absurditeit ervan aan te tonen. Daarin ligt de afwijzing van vandaag: dat het stuk de Congolezen geen stem geeft, ook niet als acteur, en dat het Leopold neerbuigend over hen laat spreken. (Het moet gezegd, ook bij opvoeringen in Congo in 2007 riepen de tirades van Leopold soms kritiek op.) Waar de context voor het Belgische publiek van bijna een halve eeuw gele
Wat voor Hugo Claus een satirische uitvergroting was, ervaart een multicultureel publiek vandaag als een blijvende, actuele realiteit
den in de actualiteit lag, opteerde de KVS nu voor een andere, artistieke context, door er actuele visies op kolonialisme en racisme rond te programmeren – dat was ook de keuze van dramaturg Tunde Adefioye (DS 12 augustus 2017), waarvoor hij zich nu excuseert (DS 13 maart).
In de controverse komt een kloof in de interpretatie aan het licht. Wat Claus en zijn toeschouwers zagen als een satirische uitvergroting, ziet een jong, multicultureel publiek nu als een pijnlijk realistische reflectie van wat het ervaart aan hedendaags racisme. Temeer omdat voor die gevoeligheid niet altijd veel begrip bestaat, zoals rond blackface Zwarte Piet blijkt.
Toch zal een ‘pedagogische omkadering’ dit stuk niet redden. Dat zou de kracht en de betekenis van integere kunst onderschatten. Een theater hoeft geen safe place te zijn, zeker niet een huis dat midden in de wereld wil staan, zoals de KVS. Maar context is alles: de kritische reacties op het stuk vandaag zeggen wel iets behartigenswaardigs over de vaak snel weggewuifde realiteit die de kritiek voedt. En over het onbegrip in een nog altijd verre van inclusieve samenleving.