En toen, en toen? Het beste van de Jeugdboekenmaand
De verhalen van Duizendeneennacht zijn een bont allegaartje van fabels, legenden over koningen en bedelaars, sprookjes vol djinns en toverij en reizen naar verre streken, maar er zitten ook kluchten en tragedies en zelfs historische kronieken bij. Ze zijn oeroud en komen voort uit veel culturen: ze bevatten verhalen van Perzische, Indiase, Joodse, Griekse, Egyptische en Arabische oorsprong. Eeuwenlang werden ze verzameld en verteld door Aziatische en NoordAfrikaanse schrijvers. Dat we ze kennen in hun huidige vorm komt doordat ze, wellicht in de achtste eeuw, in het Arabisch vertaald of herschreven zijn als onderdelen van een raamvertelling over de Indiase vorst Sjahriar en het dappere meisje Sheherazade, dat alleen maar een beroep kan doen op woorden en verhalen om haar hachje te redden. Want de grote en onaantastbare vorst Sjahriar is zo in het kruis getast door het overspel van zijn echtgenote dat hij een drastische manier heeft bedacht om te voorkomen dat hij ooit opnieuw door een vrouw wordt bedrogen: hij bracht zijn vrouw en haar minnaar om en eist sindsdien elke nacht opnieuw een maagdelijke bruid, die bij het ochtendkrieken wordt onthoofd. De vizier van Sjahriar wordt belast met de ondankbare taak elke avond opnieuw een meisje naar het paleis te brengen, samen met een lijkwade. Tot er haast geen meisjes meer over zijn in het rijk en zijn eigen dochter Sheherazade vindt dat het welletjes is geweest: zij zal naar Sjahriar gaan en een einde maken aan de slachting – het vervolg kent iedereen: Sheherazade vertelt de vorst elke nacht verhalen en eindigt steevast met een cliffhanger, zodat Sjahriar haar dood alsmaar uitstelt omdat hij het vervolg wil weten. Als dat geen reclame is voor de kracht van literatuur.
Lokroep van de zee
In En toen, Sheherazade, en toen? maakt de Nederlandse schrijfster en vertaalster Imme Dros een per soonlijke keuze uit deze grabbelton en hervertelt ze met veel oog voor de poëzie en de beeldenrijkdom van deze orale literatuur. Ze baseert zich daarvoor op negentiendeeeuwse vertalingen van John Payne en Richard Burton.
Dros vertaalde eerder de Odyssee van Homerus, en bewerkte verhalen uit de Odyssee en de Ilias voor kinderen. Daarmee sloop een grote liefde voor de zee en voor de reis als zoektocht naar geluk, wijsheid en fortuin haar werk binnen. Niet toevallig zijn de zeven reizen van Sinbad de zeeman allemaal opgenomen in dit boek. Daarnaast heeft ze vooral gekozen voor dierenverhalen. Dat maakt dat het geheel een grote eenheid uitstraalt.
Dros bewaart het orale vertelritme en de kleur van het origineel. Haar taal klinkt tegelijk gedragen, soepel en poëtisch, de verhalen hebben een strakke structuur. Dat maakt ze tot ideale voorleesliteratuur – zoals het origineel dat ook was. Dros beëindigt en begint elk verhaal op een gelijkaardige manier, met een kort gesprekje tussen Sjahriar en Sheherazade. Dat is niet alleen een trucje om de tekst te stroomlijnen, maar ook om psychologische diepgang binnen te smokkelen. Gaandeweg zie je hoe het respect en de bewondering van de vorst voor Sheherazade toenemen. Wat hij niet in de gaten heeft, is dat ze hem met haar verhalen een geweten aanpraat. Ze stopt haar eigen meningen subtiel in haar vertellingen, zonder dat dat bij Dros moralistisch klinkt. De bewerkster lost moralistische passages soms met een humoristische kwinkslag op, door op een ironische manier haar toevlucht te nemen tot spreekwoorden en zegswijzen. Het resultaat is dat Sjahriar begint te twijfelen aan zijn eigen onaantastbaarheid: had hij wel het recht om zoveel meisjes op te offeren om zijn wraakzucht te stillen? Dankzij Sheherazade komt hij tot inkeer. Die omslag wordt ook visueel benadrukt. Aan het begin van het boek is Sjahriar door een raam getuige van het overspel van zijn vrouw in de paleistuin. De vensterspijlen lijken wel tralies. Aan het eind zie je een gelijkaardig beeld: Sjahriar en Sheherazade in dezelfde paleistuin, maar de strakke tralies zijn grillige plantenranken geworden.
Zwartblauwe djinn
Met haar uitbundige kleurenpalet en zwierige lijnen is illustratrice Annemarie van Haeringen uitstekend gecast om deze verhalen te illustreren. Een boze djinn wordt bij haar een indrukwekkende vlek met zwarte, in nachtblauw overvloeiende ecoline, een kameel vlucht weg voor de mens in een abstract bloemetjespatroon, de wilde golven onder Sinbads bootje krijgen een oosters aandoend geometrisch patroontje mee. Haar grote kleurvlakken en vernuftige gebruik van witruimte geeft haar prenten een luchtige zwier. Van Haeringen benadrukt ook de structuur van het geheel door telkens bij het begin van een verhaal een klein vignetje in de marge te plaatsen, het soort vignetjes dat je aan het eind ziet terugkeren in de bruidsjurk van Sheherazade en de tuniek van haar echtgenoot. Slim gedaan, en het ziet er prachtig uit. Dat geldt trouwens voor het hele boek, uitgegeven in groot formaat, met harde kaft en een vlammend rood leeslint dat prachtig kleurt bij het paars van het omslag en het felblauw van de snee. En toen, Sheherazade, en toen? is een prachtcadeau, een ode aan het vertellen, en een voorbeeld van wat er kan gebeuren als een schrijver en illustrator elkaar vinden: dan is één plus één soms drie. (vdbv)
Als dat geen reclame is voor de kracht van literatuur