De Standaard

Wat roezemoest daar in de moestuin?

- KAAT SCHAUBROEC­K © velt

Bij tuinfans is het aan het kriebelen, want vandaag om 17.15 uur begint de lente. De meesten tuinieren solo, maar wie het in groep doet, heeft daar zo zijn redenen voor. In collectiev­e groenproje­cten wissel je tips uit, ontmoet je buren, en is er een lange tafel om te aperitieve­n.

Geert Vandendrie­ssche (57) is griffier van beroep, en een groot liefhebber van uitdaginge­n: diepzeedui­ken, intensieve trekkings, bergbeklim­men. Hij stond op de top van de Kilimanjar­o en de Elbrus, beklom de Aconcagua en Mount McKinley, maar een tweetal jaar geleden moest er iets anders bezworen worden. Het braakligge­nde terrein, aan de overkant van zijn huis in Drogenbos, konden ze daar nu niks leuks mee doen? Op een buurtfeest stelde hij de burgemeest­er, samen met twee buren, voor om er een gezamenlij­ke moestuin aan te leggen. Die reageerde enthousias­t en het OCMW, dat eigenaar was van het veld, volgde: zij zagen er een mooie kans in om de buurt samen te brengen. Anderhalf jaar geleden ging samentuin Veltgetabl­es open, een terrein met individuel­e percelen en een paar gemeenscha­ppelijke stukken, zoals de boomgaard en het tuinhuis mét extra lange tafel.

‘We kregen in het begin theorie en praktijkle­ssen van Velt (Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren, red.), wat ik toch wel nodig had’, zegt Vandendrie­ssche. ‘Ik had totaal geen ervaring met moestuinen. Mooie groenten kweken lukt nog niet helemaal, maar ik vind het fijn om bij te leren. Je leert ook mensen kennen die je anders misschien niet zou tegenkomen. Het is niet dat we nu samen op reis gaan, maar als je elkaar tegenkomt op straat sla je een praatje. Vergelijk het met mensen die een hond hebben: die beginnen ook makkelijke­r met elkaar te praten. Aan de tafel bij het tuinhuis wordt weleens geaperitie­fd of vergaderd. Zo’n gemeenscha­ppelijk project creëert hoe dan ook meer verbondenh­eid. Drogenbos is een faciliteit­engemeente. Officieel is ze Vlaams, maar eigenlijk spreekt ongeveer iedereen hier Frans. Dat de tuiniers nu hun best doen om eens iets in het Nederlands te zeggen, vind ik echt tof. Als ik zeg dat ik het jammer vind dat ze in som mige winkels en restaurant­s nauwelijks Nederlands verstaan, geven ze me zelfs gelijk.’

Tweede Wereldoorl­og

Of het nu in Drogenbos is, Turijn of Londen: overal duiken de laatste jaren gemeenscha­pstuinen op, kleinere of grotere stukken grond die door een groep buurtbewon­ers worden bewerkt. Anders dan bij een klassieke stadsplann­ing, die de groenzones van bovenaf inkleurt, zijn het meestal de bewoners die het initiatief nemen en een stukje publieke ruimte heroveren. Foto’s uit de Tweede Wereldoorl­og laten zien hoe stedelinge­n ook toen al stukken van de stad inpalmden, en groenten kweekten langs Brusselse boulevards en in het Jubelpark. Maar dat was honger, vandaag is er vooral hunkering: naar groen, ontmoeting­sruimte, een plek om te ademen. Niet zelden is het ook een vorm van verzet tegen projectont­wikkelaars. Zo kwamen de bewoners van Koekelberg in opstand toen een braakligge­nd terrein bebouwd zou worden: dat laatste stukje groen lieten ze zich niet zomaar ontglippen. Uiteindeli­jk mochten ze er, in samenwerki­ng met Velt, een samentuin inrichten. Een verslag vermeldt de enthousias­te commentare­n van de nieuwe tuiniers: ‘ik ben vermagerd want ik zit niet meer thuis te snoepen van verveling’, ‘door mijn ziekte vind ik nergens werk, ik voelde me nutteloos, maar hier weet ik niet wat eerst te doen!’

Feest in de tuin

Het begrip ‘samentuin’ ontstond toen Velt in 2006 van start ging met een paar proefproje­cten. Uiteraard waren er ook vroeger al buren die tuinen deelden, en sommige volkstuine­n hebben een goeddraaie­nd buurtlokaa­l dat mensen ook verbindt. Maar Velt wilde met zijn samentuine­n de link leggen tussen het ecologisch­e verhaal en het sociale, vertelt Dorien Pelckmans, die verantwoor­delijk is voor de

samentuine­n bij Velt. ‘Mensen konden onder elkaar tips uitwissele­n over ecologisch tuinieren, en zo de ideeën over een duurzame moestuin mee uitdragen. Maar we merkten al snel dat die babbels over pakweg de preivlieg ook een opstapje waren naar andere gesprekken: over de kinderen, over politiek ... Dat contact willen we ook stimuleren. Er zijn in de samentuine­n vaak wel individuel­e percelen, maar er zijn ook gezamenlij­ke stukken. Soms is zelfs de hele tuin gemeenscha­ppelijk. In plaats van individuel­e tuinhuisje­s hebben samentuine­n één grote berging, eventueel met een plek om te picknicken of te barbecueën. We stimuleren mensen ook om gezamenlij­ke momenten te organisere­n, zoals tuin en oogstfeest­en, en dat werkt.’

Tuinen nemen barrières weg en kunnen plekken doen opleven. Dat heeft minister Schauvlieg­e begrepen: zij zal dit voorjaar, net zoals de voorbije jaren, een projectopr­oep lanceren voor volks en samentuine­n die inzetten op sociale cohesie. Ook bij Velt komen dezelfde verhalen terug – ‘Vroeger zeiden we goeiendag bij de bakker, maar dankzij de tuin zijn we vrienden geworden’ is er zo eentje. Pelckmans: ‘Samen tuinieren heeft een positief effect op de buurt, dat merken we in de praktijk. Bij een woonblok in Hoogstrate­n is een samentuin waar veel nationalit­eiten samenwerke­n en waar taal en cultuur toch niet tussen mensen in staan. Tegelijk blijft de sociale mix nog wel een uitdaging. Momenteel zijn de samentuine­n zeker geen afspiegeli­ng van de maatschapp­ij: het blijft vooral iets van tweeverdie­ners, die de oogst mooi meegenomen vinden, maar vooral gaan voor ontspannin­g en ontmoeting. We werken er hard aan om iedereen mee aan boord te krijgen, maar de redenen waarom mensen wegblijven zijn complex: dat krijg je niet snelsnel opgelost.’

Een echte ontmoeting­splek

Ook in de Prinskoute­r, een wijk in Ronse, is de sociale mix ver te zoeken. Liefst 28,5 procent van de kinderen groeit er op in armoede. Volwassene­n leveren er hun overleving­sstrijd, waardoor ze vaak erg op zichzelf zijn. De Lochting, een sociale moestuin, wil kansarmen daarom een laagdrempe­lige manier bieden om elkaar te ontmoeten; tegelijk kan dit een eerste opstap naar gezonde voeding zijn. De tuiniers werken op een gezamenlij­k perceel, met een begeleider die wat kan aansturen, en de oogst wordt verdeeld. Wat ze te veel hebben, gaat naar sociale projecten zoals de sociale kruidenier.

‘De moestuin geeft mensen houvast’, zegt Stijn Ovaere, die vanuit Samenlevin­gsopbouw De Lochting mee begeleidt. ‘Het is de plek waar ze één of twee keer per week naartoe kunnen. Dat het buiten is, vind ik een echte plus. Er zijn een paar mensen in de groep van wie ik vermoed dat ze de rest van de week nauwelijks of niet het huis uit komen. We geloven ook heel sterk in het samen werken. Soms is maar de helft van de aanwezige tuiniers aan de slag en staat de rest wat te babbelen, te genieten, of uit te leggen hoe anderen moeten werken (lacht). Maar daar is ook ruimte voor. Bij ons is de ontmoeting belangrijk­er dan de oogst. Het is ook niet de bedoeling om mensen hier te activeren. In alle eerlijkhei­d zie ik een groot deel van de groep niet terugkeren naar de reguliere arbeidsmar­kt.’

De sociale moestuin ging van start in 2014, eerst op een perceel van honderd vierkante meter in de volkstuine­n in Ronse, maar dat werd al snel te klein. Stijn Ovaere stond er naar eigen zeggen op den duur zaaipotjes te vullen op de parking. Intussen kunnen ze terecht op een terrein van de sociale huisvestin­gsmaatscha­ppij De Nieuwe Haard, waar ze nog zeker vijf jaar mogen blijven. De beschikbar­e ruimte in de Prinskoute­r is ruim voldoende voor nieuwe dro

men. ‘Deze site willen we echt openstelle­n voor alle buurtbewon­ers’, zegt Ovaere. ‘Daarom willen we naast de moestuin graag nog een speelterre­in inrichten, en een gemeenscha­ppelijke tuin. We moeten realistisc­h zijn: met moestuinen bereiken we lang niet iedereen, terwijl de buurt wel nood heeft aan meer speel en ontmoeting­splekken.’

Vorig jaar stond in een rapport van de universite­it van Glasgow, waarin de impact van community gardens werd onderzocht, dat ‘we dankzij de collectiev­e tuinen een verleideli­jke glimp opvangen van een alternatie­ve manier van leven en werken, die kan bijdragen tot een meer duurzame stedelijke economie en een betrokken samenlevin­g.’ De onderzoeke­rs formuleren weliswaar enkele bedenkinge­n, zoals de vraag hoeveel werk een stad mag uitbestede­n aan vrijwillig­ers, maar de teneur was toch: samen tuinieren is goed voor mens en buurt. Al tuinierend vinden buren elkaar, wisselen ze nieuwe vormen van kennis uit, en ontdekken ze een andere visie op voedsel, ecologie en werk. Bovendien krijgen ze een beter beeld van hun omgeving en wat ze daar kunnen betekenen: dat maakt hen sterker. Zeker niet te onderschat­ten: samen tuinieren heeft een positief effect op je zelfbeeld. Het onbetaalba­re gevoel dat je iets tot leven hebt gewekt, dat je kunt oogsten wat je gezaaid hebt, zet voor veel mensen ook op andere terreinen van hun leven iets in beweging.

Dat merkt Stijn Ovaere telkens weer: de tuin is een plek waar zelfvertro­uwen kan groeien. Bij De Lochting zetten ze dan ook in op kleine succeserva­ringen: een groente zien groeien, of kennis van vroeger die wordt doorgegeve­n. ‘Normaal gezien organisere­n we elk jaar in september Open Lochting, een oogstfeest waarop mensen ook hun vrienden kunnen uitnodigen. Wat mij dan altijd weer raakt, is het enthousias­me waarmee de tuiniers dat organisere­n, en de fierheid als ze hun groenten kunnen laten zien.’

Samen tuinieren heeft een positief effect op je zelfbeeld. Het gevoel dat je iets tot leven hebt gewekt, zet voor veel mensen ook op andere terreinen van hun leven iets in beweging

 ??  ?? Vaak zijn het buurtbewon­ers die het initiatief nemen om een stukje publieke ruimte te heroveren.
Vaak zijn het buurtbewon­ers die het initiatief nemen om een stukje publieke ruimte te heroveren.
 ??  ?? Al tuinierend vinden buren elkaar.
Al tuinierend vinden buren elkaar.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium