FABELTJES IN DE PENSIOENKRANT
Op columnisten na zijn ondertussen zowat alle beroepen de revue gepasseerd als zwaar beroep. Een column op papier krijgen is nochtans een zware bevalling en kan stresserend zijn. Bijvoorbeeld als je daarvoor de pensioenkrant die de vakbonden gisteren hebben verspreid, moet doornemen.
Volgens de vakbonden organiseert de regering een pensioencatastrofe. Besparingen en drastische maatregelen om het systeem betaalbaar te houden, zijn niet nodig. In Het Nieuwsblad zegt ACVvoorzitter Marc Leemans dat we vandaag 10,5 procent van ons bbp aan pensioenen besteden, terwijl dat op het piekmoment in 2040 zal oplopen tot 12,8 procent. Dat is slechts een stijging van 0,09 procent of 416 miljoen euro per jaar. Met wat politieke wil is er volgens hem zelfs ruimte om de pensioenen te verhogen. Ook Kim De Witte (PVDA) argumenteert dat langer werken niet nodig is en dat er ruimte is voor hogere pensioenen
19 maart).
Het is te mooi om waar te zijn. De pensioenuitgaven zullen volgens de prognoses van de studiecommissie voor de Vergrijzing inderdaad van 10,5 naar 12,8 procent van het bbp stijgen, maar dat is in de veronderstelling dat iedereen door de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd effectief twee jaar langer aan de slag zal blijven (inclusief andere maatregelen en tendensen gemiddeld zelfs 2,5 jaar). Dat betekent ook dat de prognoses ervan uitgaan dat alle werknemers met een zwaar beroep twee jaar extra zullen werken.
Het kostenplaatje lijkt op het eerste gezicht betaalbaar, net omdat de pensioenleeftijd verhoogd wordt en er geen uitzonderingen zijn. Anders zullen de kosten in verhouding met het bbp veel hoger zijn. Vóór de hervormingen van de regering werden de pensioenuitgaven in 2040 bijvoor (DS beeld nog op 14,9 procent van het bbp geraamd.
De berekening die Leemans maakt, is bovendien misleidend. Hij rekent eerst in percentages van het bbp en zet dit vervolgens om in euro’s per jaar. Een correcte becijfering gebeurt omgekeerd. Momenteel bedragen de pensioenuitgaven ruim 44 miljard euro per jaar. Tegen 2040 zal dit jaarlijks ongeveer 75 miljard zijn. Exclusief inflatie. Dat is dus een reële stijging van ruim 30 miljard. Dat is de werkelijke factuur in euro’s. Dat cijfer moet ook niet worden gedeeld door het aantal jaren om het plaatje mooier te doen lijken: dat zijn pensioenen die de overheid jaarlijks moet betalen.
75 miljard pensioenuitgaven komt overeen met ongeveer 18 procent van ons huidige bbp. Wat wel klopt, is dat in het jaar 2040 die 75 miljard door economische groei slechts 12,8 procent van het bbp zal zijn. Althans, dat moeten we hopen, want de stu
Groeien we minder, dan wordt het moeilijker om de pensioenfactuur te dragen
diecommissie voor de Vergrijzing veronderstelt dat de Belgische economie tegen dan met ongeveer 40 procent gegroeid zal zijn (van 430 naar bijna 600 miljard bbp). Er zijn weinig macroeconomen die denken dat de economie werkelijk zoveel zal groeien.
Als we de pensioenkosten als percentage van het bbp uitdrukken, en vervolgens een hoge bbpgroei veronderstellen, beseffen we de ernst van de uitdaging niet. Maar het principe is wel de essentie van de aanpak