WAT KRIJGEN WE TOCH OP ONS BORD?
De Belgische voedselcrisissen, dat is een echt feuilleton. Ik ga ze niet allemaal opsommen. Ik ben tekenaar, geen historicus. Maar ik moet wel vaak hetzelfde tekenen. Neem BHV: hoeveel politici die over BHV kibbelden heb ik niet getekend? En hoeveel burgers die er niets meer van snapten? Wat zegt u? Was BHV geen voedselcrisis? U hebt gelijk, sorry – maar het was voor veel mensen moeilijk te verteren.
Vorige zomer hadden we fipronil, dat heb ik niet echt gevolgd. Het paardenvlees in de lasagne, daarentegen, dat weet ik nog goed. 2012, als ik me niet vergis. Wat hebben we gelachen! Het was geen Belgisch, maar een Europees schandaal. Het begon in Engeland, sloeg over naar Frankrijk en bracht Findus in het gedrang, de Zweedse voedingsreus. Vlees uit Roemenië was door een tussenpersoon in Cyprus aan een Luxemburgs bedrijf verkocht, dat het in Nederland opsloeg. Zo vonden ze bijvoorbeeld paardenvlees in bolognesesaus uit Ierland. Er zijn nog altijd naïevelingen die u zullen vertellen dat bolognesesaus in Bologna wordt gemaakt.
Het was wel een beetje ingewikkelder dan zomaar paardengehakt gebruiken in plaats van rundergehakt. Er kwam een heel circuit van allerlei bedrijven bij kijken, zowat overal in Europa. Maar het resultaat was dat we paard aten terwijl we dachten dat het rund was. Minder erg dan stront eten in plaats van confituur, maar dat merk je wel sneller.
Wat hebben we nog zoal op ons bord gekregen?
Dioxine. Dat was in 1999, een mooie manier om de eeuw af te sluiten. JeanLuc Dehaene, die toen dacht dat hij even gemakkelijk zou worden herverkozen als vandaag Xi Jinping, betaalde een hoge prijs voor die cri sis. Wat lieten ze ons die keer nietsvermoedend eten?
Van alles en nog wat. Vooral oud frituurvet dat in diermeel werd gebruikt. Wat een viezigheid. Ik herinner me hoe we in die zomer van 1999, wij waren in Frankrijk op vakantie, door de Fransen werden bespot. Zodra je het zwembad in stapte, klommen zij eruit. De dioxinecrisis, ja, dat was een mooie. Je wist niet meer wat je mocht eten. Het was in dat jaar dat struisvogels, krokodillen en bizons in de vleesafdeling verschenen. Het scheelde niet veel of we importeerden panda’s. Om ze op te eten.
Wat hebben we niet allemaal moeten slikken!
We zaten toen nog met de schrik na de gekkekoeienziekte. We hadden de juiste omschrijving geleerd: boviene spongiforme encefalopathie. Als je van iets moet doodgaan, kun je er maar beter de wetenschappelijke term voor kennen. Het jaar was 1996. Het probleem heette prion, een ziekteverwekker die in ons vlees belandde omdat ze karkassen van beesten in diermeel verwerkten. Ze lieten dus koeien … koeien eten. Wat zo te zien geen schitterend idee was.
De nieuwe crisis, de laatste, is veel eenvoudiger. Je ontdooit vlees dat soms twaalf jaar in diepvriezers heeft doorgebracht. Je knoeit met de datums op de etiketten. Je
JeanLuc Dehaene, die in 1999 dacht dat hij even gemakkelijk zou worden herverkozen als vandaag Xi Jinping, betaalde een hoge prijs voor de dioxinecrisis