Mijn Jezusjaar
De beste manier om een schimmel in de badkamer te relativeren is er een naam aan te geven. Goeiemorgen Bob, zeg ik, en ik stap mijn handdoek uit en de douche in. De leidingen sputteren. Het water klotst in gulpen over mij heen, eerst koud, dan heet.
Ik sla mijn beste kleren om mijn rood gewassen vel. Het is een speciale dag vandaag. Er is geen taart, maar er is wel koffie, en de melk is nog goed. Ik zing, voor mezelf. Lang zal ze leven. Hip hip hip, zegt Bob vanuit de badkamer. Hoera, antwoord ik. Ik stop pas met zingen wanneer het zelfmedelijden over mijn wangen stroomt. Het is geen zicht.
Drieëndertig word ik vandaag. Haast niemand weet het, want het staat niet op Facebook. Enkel wie mijn naam met een balpen op een papieren kalender boven het toilet heeft geschreven, stuurt mij vandaag felicitaties. Mijn familie, een paar oude vrienden. Het is beter zo. Duizend berichten van volslagen vreemden of vage bekenden die mij zaken toeroepen als “iep iep!” of “ne gelukkigen!” – onveranderlijk met uitroepteken – daar voel ik mij alleen maar eenzamer door.
Een ouderwets berichtje van een echt telefoonnummer bliept mijn GSM binnen. Proficiat met je Jezusjaar! – weer dat uitroepteken. Mijn Jezusjaar. Het jaar waarin ik verraden, gevangen en gekruisigd zal worden. Wat een vooruitzichten.
Ik heb – behalve douchen, aankleden, en zingen voor mezelf – geen plannen voor vandaag, dus stel ik een paar vragen aan die bot die alles weet. Een Jezusjaar, zegt meneer Google via allerlei dubieuze websites, is het jaar waarin je wordt herboren als volwassene, het jaar waarin je de adolescentie en bijbehorende illusies voorgoed van je afschudt.
Toen ik drieëntwintig was, zag drieëndertig er helemaal anders uit. Ik was een dramatische adolescent aan de theaterschool, ik zou kunstenaar worden. Ik keek een beetje meewarig naar wie al afgestudeerd was aan bedachtzame opleidingen die veel zekerheid boden voor de toekomst. I don’t wanna grow up.
Ik nam me steevast voor dat ik voor altijd een naïeve hippie zou blijven, een kinderlijk verwonderd elfje zonder geldzorgen.
En vandaag wil ik niets liever dan eindelijk volwassen worden. Ik voel mij zo ongelooflijk onaangepast aan dit leven. Als mijn auto morgen in panne valt, dan bel ik mijn papa. Als ik mijn gedachten niet gesorteerd krijgt, bel ik mijn mama. Ik weet niet hoe je vochtproblemen in de badkamer aanpakt. Ik weet niet hoe ik een belastingbrief moet invullen. Ik leef al jaren zonder vast adres, mijn domicilie staat nog steeds in Merchtem. Ik weet niet wat al die flikkerende lichtjes op het dashboard betekenen, en ik kan niet achterwaarts parkeren. Ik ben nog steeds bang voor de kapper en de tandarts, ik durf de weg niet te vragen als ik verdwaal.
De enige reden waarom ik dit schijnbaar onbezorgde hippieleven kan volhouden, is omdat er ergens op deze wereld verantwoordelijke mensen leven die nog steeds een oogje in het zeil houden. Wat ga ik doen als mijn ouders er op een dag niet meer zijn? Daar mag ik niet te veel aan denken. En intussen hokken mijn leeftijdsgenoten in vers gekochte huizen langs lintbebouwde provinciewegen, en rijden ze met een terreinwagen die meer heeft gekost dan wat ik op een jaar verdien.
Misschien is het inderdaad tijd om een paar illusies af te schudden. En de eerste die gaat, is de illusie dat er zoiets bestaat als volwassenheid. Iedereen doet maar wat, en sommige mensen doen dat met grotere auto’s en minder schimmel dan anderen. Maar ik ben geen teleurstellende schaduw van wat ik had moeten worden, ik ben wie ik ben en er moeten er van alle soorten zijn, zegt mijn mama.
Er zit een deuk in mijn auto en ik heb geen geld om ze te laten herstellen, maar hij rijdt wel nog, en de volgende controle is pas in augustus. Wat er dan gebeurt, zien we dan wel weer. Jezus deed sowieso alles te voet of op een ezel, en zijn domicilie zal waarschijnlijk ook wel zijn hele leven bij die verantwoordelijke timmerman Jozef hebben gestaan.
Ik ben drieëndertig. Hoe ouder ik word, hoe minder ik weet. Ik ga een wandeling maken. Dag Bob, tot straks.
Iedereen doet maar wat, en sommige mensen doen dat met grotere auto’s en minder schimmel dan anderen
Nele Van den Broeck