FROM AUSTRIA WITH LOVE
‘Ik ben fotografe, geen kunstenaar’, beweerde Maria Austria (19151975). Wie de tentoonstelling en het boek over haar werk bekijkt, kan alleen maar buigen voor zoveel nuchtere nederigheid. Misschien is het geen kunst, maar pagina na pagina verrast de frisheid, de lichtheid en de menselijkheid van haar werk. Een beer op een fiets in het circus, een oorlogskind met kapotte schoenen, Bertolt Brecht op een schrijverscongres, de strakke rug en kont van een naaktmodel op de academie, vakantie in Joegoslavië … De onderwerpen variëren sterk, maar de aangename toon blijft constant: niet opdringerig, niet spectaculair, geen effectbejag, maar ook niet banaal of al te anekdotisch. Vaak word je er vrolijk van. En ook als de onderwerpen ernstig en zwaar zijn, zoals rampen en oorlog, honger en armoede, zie je schoonheid in de foto’s.
Maria Austria. Fotografe is op het eerste gezicht een fotoboek bij een tentoonstelling. Maar in Maria Austria. Fotografe laat Martien Frijns niet uitsluitend de beelden hun verhaal vertellen. Hij beschrijft ook het leven, de werkwijze, de apparatuur en zelfs de manier van inventariseren van Marie Oestreicher. Dat was de echte naam van de vrouw die in 1915 in Karlsbad, toen OostenrijkHongarije, nu Tsjechië, in een joodse familie geboren werd en in Wenen een opleiding tot fotografe volgde. In 1937, voor de Anschluss, verliet ze Oostenrijk en vestigde zich bij haar zus in Amsterdam, waar de oorlog haar enkele jaren later inhaalde. Een groot deel van haar familie overleefde de concentratiekampen niet. Zij kon onderduiken en was actief in het verzet bij de vervalsing van paspoorten. Na de oorlog richtte ze met collega’s Particam – kort voor partizanen en camera – op, een fotobureau waarvan ze na enkele jaren nog het enige lid was. Particam werkte voor bladen en kranten, cultuurinstellingen en bedrijven.
Maria Austria is in Nederland vrijwel vergeten en in Vlaanderen nagenoeg onbekend. Misschien nog het toegankelijkst is haar werk voor Nederlandse theater en dansgezelschappen, orkesten en festivals waarop ze zich in haar laatste jaren toelegde.
Maar er is meer, veel meer. De veelheid van onderwerpen verrast. Zo zijn de portretten van bekende kunstenaars vaak indringend. Een rokende Erika Mann naast haar vader Thomas, kort voor zijn dood. Een patente Hugo Claus in de spiegel in 1958. Een subtiel deugnietig dubbelportret van tenor Peter Pears en componist Benjamin Britten, ook buiten de concertzalen een koppel. Godfried Bomans geconcentreerd op pen en pijp. De gegroefde kop van Albert Schweitzer. De zwart aangezette vurige ogen van Maria Callas. Een lachende James Baldwin, lelijke tanden bloot. Een jonge Ramses Shaffy. Sommigen poseren, anderen laten zich in actie fotograferen. Een geweldige fotoreeks is die waarin balletlegende Sonia Gaskell op hoge hakken en in een deftig deuxpièces haar studenten snel even voordoet hoe het moet.
Ongemeen boeiend zijn ook de fotoreportages, zoals die over de watersnood van 1953: twee vrouwen aan de kant van de weg kijken even op van het opruimwerk wanneer een tractor met een verdronken koe voorbijrijdt. Krachtig is dan weer het bezoek aan Josephine Baker in 1965 – de uitstraling van de vrouw die veertig jaar eerder in enkel een bananenrokje de wereld veroverde, is nog steeds immens. In haar kasteel in de Dordogne omringt ze zich met adoptiekinderen van over de hele wereld.
Vele beelden zijn zacht en eerlijk, een eigenschap die het sterkst uit de talrijke kwetsbare portretten van kinderen spreekt. In dat opzicht doet Austria aan Robert Doisneau en
The family of man van Edward Steichen denken. Maar ook een redelijk scherpe zin voor abstractie duikt soms in deze selectie op: het lijnenspel in een besneeuwde straat, een kapotgeschoten brug, een weefgetouw, de eiken
plancher van Anne Franks kamer in het Achterhuis.
Die laatste foto is een deel van een merkwaardig gedetailleerde fotoreportage uit 1954, die Austria en haar man maakten naar aanleiding van de bewerking van Anne Franks dagboek tot toneelstuk. Dat moet een bijzondere ervaring geweest zijn, niet alleen vanwe ge de ontmoeting met vader Otto Frank en het gedeelde onderduikverleden. In Annes krappe kamertje ontdekte Austria dat het meisje een van haar foto’s uit een tijdschrift geknipt en op de wand geplakt had.
Maria Austria liet in haar relatief korte leven – ze werd net geen 60 – zo’n 200.000 beelden na. Daar is Frijns vrij gul mee aan de slag gegaan. Dit is zo’n boek waarin alles klopt: het bijzondere formaat, het papier, de vorm, de inhoud. Toegegeven, er zijn schoonheidsfoutjes – hier en daar verdwijnt de focus van een foto in de vouw, en de tekst had een iets grondiger eindredactie verdiend. Maar voor de rest is dit een boek dat elke persfotograaf zich zou wensen.