‘Soms kan ik van colère bijna niet ademen’
Groei je in Brussel op met een migratieachtergrond, dan heeft iedereen een mening over jouw ‘verloren generatie’. Zelden wordt er mét je gepraat. ‘Het voelt soms of men ons opgegeven heeft’, zeggen Abdel en Marie. Een gesprek over hun lange, eenzame zoektocht naar werk – en vooral naar zichzelf.
MOLENBEEK I Hoe krijg je laaggeschoolde Brusselse jongeren aan het werk? De Brusselse ar beidsdienst Actiris doet het door het budget voor die doelgroep van 700.000 euro tot 1,6 miljoen euro te verhogen, de vzw Art2Work sleutelt aan hun zelfvertrouwen. Makkelijk is dat niet, blijkt ook uit de documentaire Pardelà les li mites (Over de grenzen) van Maroussia Klep en Jose Huedo. Daar in leggen Abdoullah ‘Abdel’ Zouin (23) uit Molenbeek en Marie Nyi rakabega (26) uit Elsene hun ziel bloot.
De documentaire is een tijd gele den opgenomen. Hoe gaat het in tussen met jullie? Marie:‘Bof.
Ik werk twee dagen per week met kinderen, maar ik hoop snel een voltijdse job te vinden. Het gaat best oké met mij. Maar ik ben sowieso geen super positieve, mijn leven zal altijd wel eentje zijn met upsanddowns.’ (glimlacht)
‘Met mij gaat het op dit moment echt goed. Via Art2Work heb ik een opleiding podiumtech nieken gedaan en intussen heb ik een tijdelijk contract als regisseur. Ik schrijf ook muziek. Voor de do cu heb ik de soundtrack gemaakt.’
Abdel: Abdel, opgroeien in Molenbeek is een dagelijkse strijd, zeg je. Leg eens uit.
Abdel:
‘In mijn wijk heb je twee mogelijkheden. Ofwel krijg je respect van de anderen en laten ze je met rust, ofwel krijg je geen res pect en ben je de klos. Ik was vroe ger dik en bovendien was ik met muziek bezig. Dat is genoeg om uitgescholden te worden voor tapette of PD.’
‘Ik ben opgegroeid in een gezin van vijf jongens. Vanaf mijn 11, 12 jaar is het bergaf gegaan. Ik hing rond op straat, kreeg de ver keerde vrienden, haalde stommi teiten uit. Ik had een kort lontje: één verkeerd woord over mijn fa milie en ik deelde slagen uit. Met het gerecht ben ik gelukkig nooit in aanraking gekomen, maar het scheelde soms niet veel.’
Was er thuis geen warm nest? Abdel:
‘Toch wel. Mijn vader is een typische Marokkaanse vader: hij zal nooit zeggen dat hij je graag ziet. Als je daarnaar vraagt, zegt hij: “Ik moet niet van je houden, ik moet voor je zorgen. Dát is mijn verantwoordelijkheid, en dat betekent veel meer”. Mijn grote geluk is mijn oudere broer Touben geweest. Toen ik afgleed, quand je partais en cacahuète, heeft híj me
meegenomen naar het Maison des Cultures in Molenbeek.’
Toen je een jaar of 20 was, werd van jullie verwacht dat jullie werk zouden zoeken, maar dat liep niet van een leien dakje?
Marie:
‘Neen. Ik had kantoor gedaan, maar wist eigenlijk totaal niet wat ik wilde. Hier en daar deed ik een beetje vrijwilligerswerk, maar ik draaide in rondjes. Ik was niet rijp.’
‘Ik ben op mijn 18de werk beginnen te zoeken. In het begin verlies je de moed niet na een afwijzing, maar gaandeweg werd ik boos. Ça me faisait mal au coeur. Ik kropte alles op, het maakte me kapot. Ik zat vol slechte energie, waar ik geen blijf mee wist. Zonder werk heb je geen leven, kun je niet trouwen, kun je je niet lanceren in het leven.’
(knikt) ‘Ook ik vond het frustrerend. Er is niemand die je helpt, je staat er alleen voor.’
‘Mensen beseffen niet hoe eenzaam de zoektocht naar werk is.’
Abdel: Marie: Abdel:
In de documentaire zegt iemand: ‘Niets valt uit de hemel, behalve sneeuw, regen en miserie’. Is het dat?
Abdel:
‘Voilà. Je voelt je verlaten. Opgegeven. Weggegooid zelfs. Door wie? Door de politici, die om ter hardst roepen dat jon