Vinkensport zingt laatste wijsje
Niets zo WestVlaams als een vinkenzetting zondagochtend, op een afgelegen landweg. Maar de sport dreigt te verdwijnen. ‘Jongeren komen niet graag vroeg uit bed.’
BRUSSEL I ‘Door de koude de voorbije weken zingen mijn vo gels minder dan anders. Gelukkig komt het seizoen pas op gang rond 20 april.’
Filip Santens speelt met de vinken. De liefde begon op jonge leeftijd, toen een buurman hem mee nam naar een wedstrijd en hem vroeg ‘in de reke’ plaats te nemen, bij een van zijn blauwe en wijnro de vogeltjes – het krijt in de aan slag, om bij elk wijsje een streep op de telstok te trekken.
De kooitjes met melkglas, de concentratie, de frisse buiten lucht, het suskewiet als gezang: de elfjarige Santens was op slag ver liefd. Die betovering blijft tot vandaag duren. Toch ziet de vinkenier de toekomst somber in. De af schaffing van de belasting op vo gelzangwedstrijden zal geen op lossing bieden (zie Vooraf).
In twaalf jaar verminderde het aantal maatschappijen dat wed strijden opzet met de helft, tot een historisch minimum van 190. De jongste vereniging dateert van 2002 – een veelzeggend detail. De sport, ontstaan in de 16de eeuw in Ieper, kent ongeveer 5.000 actieve leden, van wie het merendeel ac tief in WestVlaanderen. Dat maakt de vinkensport tot levend erfgoed.
Werk in de volières
Filip Santens, ook erelid van de Algemene Valkeniersbond, ziet een trouw, maar gestaag ouder wordend publiek op de vinkenzet ting. ‘Jongeren vinden moeilijk de weg naar de sport, tenzij via de grootouders. Maar zodra ze zes tien of achttien zijn, verdwijnen deze weer, als ze het uitgaansle ven ontdekken. Vroeg opstaan op zondag, om tegen negen uur klaar te zitten, schiet er dan bij in.’
Al wil Santens het gebrek aan jeugdig enthousiasme nuanceren. ‘Al sinds 1900 klagen vinkeniers over een gebrek aan interesse bij de jeugd. Maar ik zie nu toch een fundamenteel verschil: het gebrek aan tijd. Want het gaat niet alleen om de competitie, maar ook om het onderhoud tijdens de week. Ik durf soms de uren niet te tellen dat ik bezig ben in mijn volières.’
Krakende knieën
Door het wegblijven van vers bloed komt alle werk terecht op de schouders van hetzelfde kransje ouderen. ‘Dat gaat allemaal perfect, zolang je goed ter pote bent’, zegt Roger Grimonprez, de ondervoorzitter van De Vlaamse Blauwbekken uit RollegemKapelle. Hij geeft zichzelf als voorbeeld. ‘Nog twee jaar en dan stop ik. Dan ben ik 75 jaar. Ik begin het te voelen, een beetje zeer hier, een beetje pijn daar. Als ik de stokken moet oprapen, doen de knieën moeilijk. Het gaat niet meer zo vlot als vroeger.’
Vrijwilliger Rosette Fauconnier uit Avelgem vult aan: ‘Het gaat niet alleen om de zettingen,
‘Sommige mannen verzorgen hun vogels beter dan hun eigen vrouw’
LUC BLONDEEL
Vinkenier
maar om alles wat erbij komt kij ken: de tombola, het blad met de uitslagen bijhouden – wat ik doe – feesten opzetten voor de inkom sten.’ Grimonprez: ‘Ik zie het uit sterven, helaas. Net als de duiven sport.’
Lokaal achteraan café
Zelfs als de sport op een mira culeuze manier nieuwe groepen zou weten aan te spreken – jonge ren of mensen van vreemde origi ne – dan nog stuit de hobby op barrières. Zoals de sluiting van almaar meer cafés in de Vlaamse dorpskernen. ‘Veel maatschappij en stoppen omdat ze geen lokaal meer kunnen huren’, zegt Santens. ‘Nieuwe eigenaars willen niet al tijd vroeg openen op vakantiedagen.’
Veel vinkeniers bestempelen vooral het verbod op wildvang, dat geldt sinds 2002, als de dood steek van de sport. Sinds dat jaar mogen vinkeniers alleen nog met gekweekte exemplaren spelen en staan op stropen en verhandelen van wilde vinken zware boetes. ‘Maar een vink is geen kanarie pietje dat eieren legt gelijk het
niets is’, zegt Grimonprez. Ook Luc Blondeel uit Zonnebeke erkent dat de kweek van prijsvogels (300 liedjes in een half uur) een aparte kunst is, die specifieke kennis en kunde vereist, en ook een portie geluk. ‘Te lang met dezelfde bloedlijn werken, geeft op de duur zwakke zangvogels.’ Wie wil broeden, moet bovendien over grote kooien beschikken met diverse compartimenten, om de vechtende partners ruimte te geven om te ontsnappen aan elkaar.
Voor Blondeel ligt daarin de grootste vervulling: met eigen kweek de concurrentie naar huis fluiten. ‘Veel plezanter dan winnen met een aangekochte, dure vogel.’
Veel valt met de vinkenzetting niet te verdienen. De eerste krijgt de inleg, vaak niet meer dan 70 euro en een bos bloemen. ‘Vroeger waren die van papier of zijde, nu zijn het levende ruikers’, aldus Blondeel. ‘Voor het geld moet een mens het niet doen. Wel voor het samenzijn, de gezelligheid, de liefde voor de vogel – die sommige mannen beter verzorgen dan hun eigen vrouw.’