De kolonist gewist
Hij was die ochtend humeurig opgestaan. Zijn echtgenote had het vlug in de smiezen.
‘Hoe wil je je eitje, schat? Gepocheerd, gekookt, gebakken?’, had ze voorzichtig gevraagd.
‘Geen ei. Koffie.’ Het klonk bits, haast als een bevel.
Zwijgend schonk ze hem een kopje in. Ze kende haar man genoeg om nu niet te proberen een luchtige conversatie op te zetten. Het beste was om hem in alle rust zijn krant te laten lezen, in de hoop dat de donkere wolken boven zijn gemoed vlug zouden wegtrekken. Daar zag het voorlopig niet naar uit. Met nijdige rukken draaide hij de bladzijden om, alsof geen enkel van de nieuwsberichten zijn aandacht waard was. Alsof zijn tijd haast wederrechtelijk werd verknoeid. Zo nu en dan schudde hij meewarig het hoofd of produceerde hij een grimmig gebrom. Tot plots zijn oog viel op een artikel dat zijn meer dan gemiddelde irritatie scheen op te roepen. ‘Nu ben ik helemáál klaar met die politiekcorrecte waanzin!’, brieste hij.
Vrouwlief durfde haast niet te vragen waar hij het over had. Dat hoefde ook niet.
‘Wáánzin! Regelrechte waanzin!’, baste hij. Hij schoof de krant door naar zijn echtgenote en priemde met zijn wijsvinger waar ze moest lezen. Het bewuste artikel vertelde dat de fabrikant van het populaire bordspel
De kolonisten van Catan het woord ‘kolonisten’ van de dozen had verbannen, omdat het in deze tijden ‘te zwaar beladen’ zou zijn.
‘Ik ken dat spel niet’, antwoordde zij naar waarheid. ‘Waar ligt Catan eigenlijk?’
Hij trok onverschillig zijn schouders op. ‘Ginderachter ergens, zeker? Maar blijkbaar is het weer allemaal onze schuld?’
‘Onze schuld?’
‘Het enige wat wij – blanke Europeanen – nog mogen voelen, is schande en schaamte.’
Mevrouw Francken kende haar pappenheimers: ‘Zal ik alvast vlug je gsm brengen, schat? Kun je meteen je eerste tweet van de dag sturen.’
Theo knikte kordaat: ‘Straks gaan ze in het schaken de regels ook nog veranderen: omdat het te beladen is als wit de eerste zet doet. Wawawáánzin!’
Het was in deze stemming dat de staatssecretaris voor Asiel en Migratie die dag naar zijn werk vertrok.
De vergadering van de ministerraad was lang en saai, zoals gewoonlijk. Theo had moeite om zijn ogen open te houden. In het begin hield ergernis hem nog wakker, maar al bij het tweede agendapunt keek hij verlangend naar het blauwe tapijt van de vergaderzaal. Als hij daar een tukje zou gaan doen, dan zou het iedereen meteen duidelijk zijn hoe weinig zin hij er vandaag in had.
‘Wat is eigenlijk uw visie op deze zaak, Theo?’, hoorde hij premier Char les Michel opeens vragen.
De staatssecretaris schrok op. ‘Die zaak?… Euh … U kunt het op twee verschillende manieren bekijken. Enerzijds, anderzijds. Vroeg of laat zal u de knoop toch moeten doorhakken.’ In feite had hij geen flauw idee waarover het ging. Het interesseerde hem ook niet en hij deed nauwelijks moeite om dat te verbergen.
Toen de vergadering was afgelopen, vroeg premier Michel hem om nog even te blijven zitten.
‘Gaat het een beetje, Theo? U lijkt vandaag een beetje afwezig. Zo ken ik u niet.’
Francken kruiste defensief zijn armen, toonde een ostentatieve pruillip.
‘Gaat wel’, zei hij als een nukkig kind.
‘Nee, er ligt iets op uw maag. Is het omdat ik volgens de laatste peilingen de populairste politicus in Vlaanderen ben?’
Francken grijnsde groen: ‘En ik de op één na populairste. En populairder dan u bent bij de Franstaligen. Maar met zulke zaken hou ik mij niet bezig. Ik heb het al druk genoeg met mijn dienst die van alle kanten wordt tegengewerkt.’
De premier slaakte een diepe zucht: was het weer zover? ‘Vertel Theo, wie wil u nu weer uitwijzen?’, begon hij, vermoeid bij voorbaat.
Francken schoof gretig zijn stoel dichterbij: ‘Een veroordeelde Marokkaanse terrorist. Ik had al zijn verblijfspapieren afgenomen. Hij was al van de gevangenis overgeplaatst naar een gesloten centrum met het oog op repatriëring naar Marokko. Maar gisteren heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen weer stokken in de wielen gestoken. Ik mag bijna nooit nog eens iemand deporteren’, jammerde de staatssecretaris.
Michel suste: ‘Kom, kom. U mag niet klagen. Die RVV doet trouwens ook maar zijn werk. De Raad twijfelt alleen of er in Marokko genoeg garanties zijn dat gevangenen niet worden gefolterd. Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ik moet u dat niet leren kennen.’
Francken liep rood aan: ‘Terroristen die een beroep doen op de mensenrechten, zover is het gekomen! Arm België! RVV, een socialistisch nest! Allemaal met ons geld.’
‘Zijn dat uw eigen tweets die u citeert, of komen die van uw sympathisanten?’, vroeg Michel fijntjes.
Francken negeerde het: ‘Naar Soedan mocht ik van u ook eerst niemand uitwijzen. Achteraf bleek dat die illegalen daar hoogstens een heel klein beetje worden gefolterd. En dat ik daarover maar een klein beetje heb gelogen. Maar ondertussen werd er wel een hysterische heksenjacht tegen mij georganiseerd. Vraag maar aan mijn voorzitter, hij heeft het ook gezegd.’
Charles Michel worstelde met een lastig dilemma. Deze Francken was bijwijlen een grofgebekte driftkikker die er zelfs niet voor terugdeinsde om de eerste minister in zijn hemd te zetten. Hij huldigde ook lang niet dezelfde ethische waarden als die waar de premier mee thuis kon komen. Anderzijds kon Michel die Francken en zijn partij moeilijk missen in zijn regering, en in zijn volgende, als het ooit nog zo ver zou komen.
‘Weet u wat Theo? Ik beloof u: binnenkort mag u weer wat mensen uitwijzen, uw score verder opkrikken.’
Het gezicht van de staatssecretaris klaarde op: ‘Serieus? Hoeveel? Massaal toch? Terroristen? Moslims? Vooral Congolese, Marokkaanse en Algerijnse migranten bij wie ik mij toch geen economische meerwaarde kan voorstellen?’
‘Parbleu, Theo! Hou op met kwijlen. En zeg zoiets niet luidop: u hebt zich eerder al voor zulke uitspraken moeten verontschuldigen.’
Francken keek lichtjes betrapt: ‘Sorry. Mijn – ahum – oprechte excuses. Maar naar welk land mag ik dan het eerst beginnen te deporteren?’
‘Naar Catan?’, probeerde de premier tijd te winnen.
Theo knikte kordaat: ‘Straks gaan ze in het schaken de regels ook nog veranderen: omdat het te beladen is als wit de eerste zet doet. Wawawáánzin!’