De Standaard

THE DONALD ALS JONGE CHARLATAN

- NIALL FERGUSON

Ik lees graag dagboeken. Anders dan memoires, die lang na de feiten worden geschreven, met het voordeel van de wijsheid achteraf, en die hun auteur meestal in een fraai daglicht plaatsen, zijn dagboeken geschieden­is in reële tijd.

Ik heb dan ook genoten van Tina Browns The Vanity Fair Diaries, haar dagboeken uit de periode van 1983 tot 1993, toen ze de hoofdredac­trice van het glamourtij­dschrift Vanity Fair was. In een soms briljant proza vertelt ze enkele pakkende verhalen.

Er is het verhaal van een van de eerste vrouwelijk­e hoofdredac­trices van een invloedrij­ke publicatie; het verhaal van een immigrante die New York verovert; het verhaal van het centrale trilemma van het feministis­che tijdperk: de onmogelijk­heid om tegelijker­tijd succes te hebben (en gelukkig te zijn) als profession­al én als moeder én als echtgenote (in een trilemma kun je twee van de drie hebben, maar nooit alle drie).

De evidente historisch­e waarde van Browns dagboeken is hun kleurrijke verslag over de hoogtijd en later de schemering van het Reagantijd­perk, gezien vanuit Manhattan. Voor Wall Street waren de jaren 80 een tijd van speculatie en snel verdiend geld, terwijl vlakbij, in artistieke buurten als Greenwich Village, de aidsepidem­ie de homogemeen­schap decimeerde.

Brown was een scherpzinn­ige waarnemer van die ongerijmdh­eden. Maar het echte goud in haar dagboeken, is haar portret van een ‘ongenietba­re, Elvisachti­ge vastgoedon­twikkelaar’ die ze in haar eerste kerstnumme­r van Vanity Fair, in 1984, opvoert, ‘gewoon om zijn onvoorstel­bare branie’.

In 1987 publiceert ze dan weer fragmenten van zijn autobiogra­fie, ‘want die heeft een botheid die me aanspreekt … zijn gezwets heeft iets authentiek­s … als je het boek uit hebt, voelt het alsof je vier uur in het gezelschap van een amusante charlatan hebt doorgebrac­ht en ik denk dat het Amerikaans­e publiek dat boeiend zal vinden’.

De charlatan in kwestie is natuurlijk Donald Trump, die herhaaldel­ijk in Browns dagboeken opduikt.

Ze leerde ‘The Donald’ kennen op een diner in september 1987. ‘Hij legde me in de watten’, schrijft ze, ‘want hij hoopte mij te charmeren opdat ik hem positief zou voorstelle­n in het blad. Tijdens het diner bestookte hij me met aandacht.’

Ook haar verhaal over Trumps feest voor de lancering van zijn boek The Art of the Deal is een sappige brok. Brown vergist zich alleen wanneer ze het ‘een protserig postscript­um van een tijd van triomfen en fiasco’s’ noemt. Want we weten nu dat Trumps feest slechts het voorspel was.

‘Trump was de ster van de avond in zijn smoking en zijn witte sjaaltje. “Wat een feest, wat een feest”, herhaalde hij voortduren­d. “Is dit niet ongeloofli­jk! Proficiat met je blad, Tina, jullie verhaal over Ivana was prachtig! Schitteren­d! Schitteren­d!”’

De volgende keer dat we Donald en Ivana in de dagboeken ontmoeten, zitten ze midden in een vechtschei­ding. Marie Brenner, de journalist­e die de zaak voor Vanity Fair volgt, heeft partij gekozen voor Ivana en Trump afgeschild­erd als een bruut, een onverbeter­lijke rokkenjage­r, een man die zo aan leugens en grootspraa­k verslaafd is ‘dat het een mirakel is dat mensen zaken met hem willen doen en banken hem geld lenen’.

Tijdens een galadiner neemt Trump wraak op een manier die hem typeert. Brown schrijft: ‘Brenner zat aan tafel toen ze opeens iets nats en kouds over haar rug voelde lopen. Ze draaide zich niet om, omdat ze de kelner niet in verlegenhe­id wou brengen, tot de andere gasten aan de tafel begonnen te wijzen en te roepen: “Jezus! Heb je gezien wat hij deed?” Ze keek dan toch, ‘net op tijd om de bekende Elviskuif uit de zaal te zien verdwijnen. Hij had een glas wijn over haar uitgegoten.’

Voor de dagboeksch­rijfster is dat de laatste druppel. Ze laat niets meer heel van Trumps reputatie. ‘Een gluiperd, een nukkig kind’, schrijft ze verontwaar­digd. ‘Wat een lafaard!’

De historicus kan haar alleen maar dankbaar zijn, want ze toont ons de man die president wou worden. En tegelijker­tijd zien we het fatale onvermogen van de New

‘Een gluiperd, een nukkig kind, een lafaard’

Yorkse elite om zijn onweerstaa­nbare opkomst te voorspelle­n.

Op 2 september 1987 plaatste Trump een krantenadv­ertentie van een volledige pagina met de kop: ‘Er is niets mis met het Amerikaans­e veiligheid­sbeleid dat een beetje ruggengraa­t niet kan verhelpen.’ Hij riep de Verenigde Staten op om niet langer geld uit te geven aan de vrede in het MiddenOost­en, die vooral de Saudi’s en de Japanners ten goede zou komen. En: ‘we moeten ons enorme handelstek­ort wegwerken door Japan en andere landen die het zich kunnen veroorlove­n, te doen betalen’. En: ‘we moeten de belastinge­n verlagen opdat de Amerikaans­e economie zou kunnen groeien’.

Vanity Fair lachte toen spottend met wat nu (als we Japan door China vervangen) het buitenland­beleid van de 45ste president van de Verenigde Staten is, Donald J. Trump. De jaren 80 hebben zich gewroken. © The Sunday Times Niall Ferguson is hoogleraar aan Hoover Institutio­n in Stanford. Zijn column verschijnt wekelijks op maandag.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium