WANORDE
Tegenover ons zit een vrouw die je een dame noemt. Ze bladert in de Marie Claire. Terwijl we ons installeren in de treinstoelen, keurt ze ons met schromeloos kritische blik. Blijkbaar doen we het goed, ze begint te glimlachen. ‘Was het je eerste keer Parijs?’, vraagt ze mijn zoon. Die bevestigt, en zegt hoe jammer hij het vindt te moeten vertrekken. ‘Wat ga je dan het hardst missen?’, vraagt ze. ‘Wat vond je het mooist?’
Ik zie mijn zoon zuchten. Hij kan niet kiezen, denkt zij. Hij wil niet kiezen, zo ken ik hem. Ze bedoelt het goed, en het is een handig conversatiesjabloon. Maar het blijft een ellendige vraag, ‘Wat vond je het mooist?’
Word je plots verplicht rangorde te scheppen in net zo’n verrukkelijke wanorde. Iets of iemand de eerste plaats toekennen, betekent bovendien dat je iets of iemand hebt vergeleken. Dat alleen al is een belediging. Liefde kan maar onvergelijkbaar zijn. Schoonheid net zo.
‘De metro’, zegt mijn zoon dan. ‘De metro ga ik het hardst missen.’ De verrukkelijke wanorde ondergronds had hem betoverd, die verborgen parallelle wereld waar mensen altijd onderweg zijn.
‘Oh’, schrikt de dame. Hier heeft ze geen sjabloon voor klaar. ‘De Eiffeltoren vond ik ook mooi’, voegt mijn zoon te hulpvaardig toe.
‘Had ik wel gedacht’, glimlacht ze nu weer.