Een doof hart
Doofheid is geen handicap, maar een subcultuur, zo blijkt uit deze sterke ode van een vader aan zijn dove zoon.
Tobias was één jaar toen hij slecht scoorde op een gehoortest. Of beter: niet scoorde. Dat klinkt zielig, net als de videobeelden van Tobias als kleuter in de spraakles. De volwassen Tobias, nu een jaar of 29, heeft lak aan je medelijden en is verre van zielig. Hij is het innemende onderwerp van een intrigerende documentaire van zijn vader Alex de Ronde, die al een klein le ven directeur is van de Amsterdamse arthousecinema Het Ketelhuis. De film is een ode geworden aan zijn zoon, die wel doof is, maar allesbehalve hulpbehoevend. Met beelden van de familievideo’s schetst hij hoe Tobias uitgroeide tot een jonge kerel vol zelfvertrouwen. Je gelooft nooit dat iemand zo goed moppen kan tappen in gebarentaal. Maar er komt ook nog een emotionele wending.
Ondertussen steekt Tobias een overtuigend betoog af om op een andere manier te kijken naar doofheid. Hij vormt een verfrissende tegenstander van inclusief onderwijs: in de wereld van de horenden wordt hij vaak als een gehandicapte bekeken, terwijl hij onder doven zichzelf kan zijn. Als kind koos hij ervoor om naar een dovenschool te gaan – wat voor Tobias’ broer heel wat moeilijker lag. Later gaat hij in Washington zelfs naar een universiteit voor doven, met 1.500 slechthorende studenten. Zelfs de politie kan er gebarentaal. Hij vond er ook zijn doof lief.
‘Ik heb de horende wereld niet nodig’, zegt Tobias. ‘Ik heb een doof hart.’ En hij steekt zijn vuist omhoog: ‘Deaf power!’
Als het van hem afhangt, krijgt hij nog liefst zelf een doof kind. Dat klinkt raar, tot je naar hem luistert.