Land zonder naam
Roman In haar volstrekt eigen toon vertelt Joke van Leeuwen in Hier over drie generaties in een anoniem land. Een land waar de mensen onvrij zijn.
In het oude Rome vierden de mensen rond de winterse zonnewende het Saturnusfeest, een verre voorloper van het vasteloavond en zottemaandagsfeest en van carnaval. Omkeringsfeesten, waarop men onherkenbaar verkleed de zot mag spelen, of ieder ander die men wenst, zitten kennelijk diep in het DNA van de westerse mens. Joke van Leeuwen (65) beschrijft in haar vijfde roman
Hier zo’n ritueel feest in een land dat trekken heeft van België in de jaren 50 en van de DDR in de jaren 70, maar dat toch vooral een land is gevuld met Van Leeuwens tomeloze fantasie. Op landkaarten ‘laat men het hele gebied nagenoeg wit, alsof het een leegte is waar anderen naar believen invulling aan kunnen geven’. In De onervarenen
(2015) waarmee ze voor de Librisprijs was genomineerd, was ook al sprake van zo’n ‘nieuw’ land.
Hier is een ongewone driegeneratiesroman. Grootvader, in het hele boek ‘Stamvader’ geheten, is douanier in een klein grensdorp. Zijn werk als ‘beëdigd controleur der grensovergangen van de Staat’ met de bijbehorende stempels en formulieren is hem alles; het geeft hem de macht om iedere dorpeling die hij van smokkel verdenkt aan te houden. Vrouwen moeten in zijn douanehuisje naast de kachel staan tot de gesmokkelde boter hen langs de benen drupt. Stamvader is onvoorwaardelijk trouw aan het communistische staatshoofd, die wekelijks het volk toespreekt via de televisie, maar de trouw is niet wederzijds. Zonder hem in kennis te stellen wordt op een dag een hek gebouwd dat in alles doet denken aan het IJzeren Gordijn tussen West en OostDuitsland. De barse Stamvader is gebroken, gaat in bed liggen en wordt obees, ‘een vetklomp met oud vel eromheen’. Zijn vrouw Onna is dan al jaren dood.
Anonimiteit
In krachtige beelden roept Van Leeuwen de jeugd van Stamvaders zoon Bardo op, waarin het onbespreekbare trauma van de dood van zijn moeder bepalend is. Pijnlijk zijn de ontmoetingen met de vrouw die, verkleed in zijn moeders kleren, Stamvader van eten en seks voorziet. Een eenzame jeugd, een eenzame man, die slechts twee vrienden heeft, die hem beiden – letterlijk en figuurlijk – ernstig zullen verwonden. Zonder het te willen treedt Bardo in de voetsporen van zijn vader. Hij wordt opgeroepen voor het leger, waar rekruten bruut mishandeld worden, en wordt ten slotte grensbewaker met de opdracht te schieten op wie over wil lopen naar het rijkere, modernere buurland.
En dan is er Bardo’s dochtertje, ook Onna geheten, een meisje geboren uit liefde. Bardo heeft zijn vrouw Mara leren kennen tijdens het jaarlijkse feest waarin de verklede dorpelingen ‘in blijvende anonimiteit’ van café naar café trekken. Mara is de zonnestraal van de roman zoals ook de beide Onna’s duidelijk Van Leeuwens hart hebben gestolen. De kleine Onna is overigens bepaald geen doetje, het liefst speelt ze met spijkers en vuur. Het kind weet wat pijn is. Indringend is de scène waarin ze vreest dat haar moeder Mara dood is, zoals in het omkeringsfeest iemand in vermomming anoniem wordt, maar ze dan toch ineens ‘haar herkenbare moeder’ ontdekt. Zo laveert Joke van Leeuwen behendig van een dode naar een levende moeder.
Propaganda
Op zijn beste momenten doet Hier denken aan de trilogie De vrucht van hun arbeid van John Berger, dat zich ook afspeelt een klein boerendorp waaraan de vooruitgangscultuur beter voorbij had kunnen gaan. De dorpsrituelen, de aandacht voor dieren, de dorpswinkel De Vooruitgang, de simpele manier van leven – alles wordt onder druk gezet door de giftige politieke constellatie. Het buurland wordt afgeschilderd als een verdorven land waar doden ‘al een jaar dood liggen zonder dat iemand het doorheeft’. Mara werkt in een warenhuis waar de schappen leeg zijn, de televisie is één groot propagandakanaal, de grenzen zijn dicht en de mensen zijn wezenlijk onvrij en zonder toekomstperspectief. Daarnaast is het land ook gewoon ouderwets: zo mag de kleine Onna op school wel handwerken maar niet handenarbeiden, want dat is voor jongens, en is seks alleen toegestaan binnen het huwelijk. Van Leeuwen weet het anonieme land via haar hoofdpersonen mooi op te roepen, maar herkauwt naar het einde van de roman toe te veel. Ze weidt merkwaardig uit over een bruinkoolmijn en vertelt de ruzies tussen de gefrustreerde Bardo en Mara zo omstandig, dat het verhaal aan kracht inboet.
Gelukkig is de karakteristieke stem van Joke van Leeuwen, met de goedgeplaatste droogkomische humor, soms bijna fysiek te horen. Als het gaat over de discipline in het leger bijvoorbeeld, waar alle kleren kaarsrecht en in dezelfde breedte opgevouwen moeten zijn: ‘Maar misschien moet ook de vijand eerst zijn kleren messcherp opvouwen voor die zijn geweer opneemt. Dat geeft bedenktijd.’ Of over de dood van moeder Onna: ‘wat deed je eraan, ze hadden haar ver weg begraven, op het kerkhof van haar geboortedorp, ze wilde altijd al graag naar dat dorp terug, dat was haar dan toch gelukt.’ Het is deze volstrekt eigen toon, versterkt met de net zo eigen thematiek, die Van Leeuwens roman uit laat blinken.
De simpele manier van leven wordt onder druk gezet door de giftige politieke constellatie