De erfzonde van het Zuiden
Voormalig wonderkind Carson McCullers schreef in het begin van de jaren 1960 haar laatste roman, over de rassenkwestie in de VS. Maar waar zijn haar excentrieke zielen naartoe?
Volgens Graham Greene was ze een van de twee Amerikaanse schrijvers met een poëtische stem – de andere was Faulkner. ‘En ik verkies haar boven Faulkner omdat zij geen boodschap heeft’, voegde Greene eraan toe. Gore Vidal, nog zo’n literaire reus, prees haar als een uitzondering in de ‘tweederangscultuur’ van haar thuisland. Om maar te zeggen dat Carson McCullers geliefd was, en dat een uitgever nooit verlegen zal zitten om een goeie blurb voor het omslag van een McCullersroman.
Carson McCullers (19171967) verdient die lof ook dubbel en dik. En ja, het meisje uit Columbus, Georgia, kon een machtig mooi lied toveren uit een stuk bedrukt papier. Lees haar debuut Het hart is een eenzame jager (1940) of De
ballade van het trieste café (1951) en hoor hoe het Diepe Zuiden klinkt. Dat godvergeten, godvrezende Amerika met zijn perzikbloesems en ijsthee, zijn eenzame zielen en pianola’s. Met zijn nikkerhatende blanke onderklasse, white trash en Uncle Toms die in eigen zwarte wijken woonden, van eigen fonteintjes dronken en op aparte schoolbanken zaten. Want racisme, dat is de erfzonde van het Zuiden, de erfenis van twee eeuwen slavernij.
Op haar drieëntwintigste had Carson een zwarte dokter opgevoerd in haar debuut, maar ze was vooral in de ban van Southern Gothic. De broeierige schoonheid van een landschap, withete namiddagen, excentrieke karakters verteerd door passie en verdriet, dat alles sprak Carson aan. De frêle schrijfster worstelde met haar eigen demonen, en die waren wit noch zwart. Reumatische koorts maakte een voortijdig einde aan haar pianostudie. Op haar twintigste had ze haar eerste beroerte. Op haar eenendertigste was ze half verlamd. Ze zou een zelfmoordpoging overleven, de zelfmoord van haar echtgenoot en lesbische verliefdheden die nergens toe leidden.
En toen, zo midden de jaren 50, ontplofte de rassenkwestie. In Alabama weigerde Rosa Parks haar zitje op een bus af te staan aan een blanke. In Mississippi werd een zwarte jongen gelyncht omdat hij een blanke kruidenierswinkel was binnengelopen. Tienduizenden mensen rouwden. Zwarte huurders eisten toegang tot blanke buurten, zwarte kinderen wilden naar blanke scholen. De segregatie in het Zuiden – volgens het motto ‘apart maar gelijk’
– was niet langer houdbaar. Carson moet hebben beseft dat zij goed geplaatst was om dit moment in de geschiedenis vast te leggen. Rassenhaat werd het leitmotiv van haar laatste roman.
Teer negerjongetje
Toch begint Klok zonder wijzers
(1961) met een typisch McCullerspersonage, en een openingszin die naar Tolstoj verwijst. ‘De dood is altijd hetzelfde maar ieder mens gaat dood op zijn eigen manier.’ Voor de blanke apotheker JT Malone komt de dood zonder veel pijn maar met angst en uitputting. Terugkijkend op zijn huwelijk ziet de leukemiepatiënt vooral leegte. En nu kijkt hij tegen het onzekere verloop van zijn laatste maanden aan, als op een klok zonder wijzers.
Een van de weinige levensfeiten waar Malone zich aan optrekt, is zijn vriendschap met voormalig rechter en parlementslid Fox Clane, een dikke man met een woeste haardos en al even woeste sentimenten. Clane is een vooraanstaand burger – ‘Een sieraad voor het Zuiden’, heet het in conservatieve krantenkoppen – en hij zou de klok liefst honderd jaar terugdraaien. Als het van hem afhangt, wordt het papiergeld van de Confederatie in ere hersteld en wordt slavernij, ‘de bakermat van de beschaving’ heringevoerd.
Maar dat is buiten Clanes kleinzoon Jester gerekend. Jester valt heimelijk op jongens en koestert gelijkheidsidealen. Als zijn grootvader hem vraagt of hij het echt denkbaar vindt dat een teer blank meisje in de schoolbanken naast een brute nikkerjongen moet zitten, antwoordt hij: ‘En wat als een bruut blank meisje in de schoolbanken zit met een teer negerjongetje?’.
In Sherman Pew, de lijfknecht van zijn grootvader, denkt Jester zo’n negerjongen gevonden te hebben. Maar Sherman, zwart met blauwe ogen, is brutaal en arrogant. Van de avances van Jester moet hij niets weten. Hij speelt piano – ‘echt originele Duitse Lie
der’ – houdt van antiek en haat rassendiscriminatie. Geen typische zwarte tiener dus, en algauw raakt ook rechter Clane danig op hem gesteld.
Maar dan ontdekt Sherman het geheim van zijn afkomst. En als hij hoort van Clanes plan voor ‘een prettig soort schuldslavernij’ voor de zwarte medemens, raakt hij buiten zinnen. Een rebelse daad volgt, eentje die niet te rijmen valt met de normen en waarden van het Zuiden. De rechter, zijn kleinzoon Jester en de doodzieke Malone moeten beslissen aan welke kant van de geschiedenis ze staan.
Meteenboodschap
De afloop van Klok zonder wij
zers is er een op leven en dood, en zo op het eerste gezicht heeft deze roman alles in zich om een klassieker te worden. De jonge Carson kon geen slechte zin schrijven al wilde ze het, en een rassenroman had rond 1960 het momentum mee. Waarom klinkt hier dan geen geniaal lied uit op? Waarom lijkt rechter Clane een karikatuur en is Sherman Pew ongeloofwaardig? De zwarte jongen is bijeengeschraapt uit losse ideeën, als was hij een trekpop die zijn armen en benen willekeurig in de lucht zwiert – en zelfs die armen en benen lijken niet van hem. Kleinzoon Jester is kleurloos – waar zijn Carsons excentrieke zielen naartoe?
Alleen met de zieke Malone treft ze de juiste toon. Lijden, vervreemding, de niet te genezen eenzaamheid van de eenling, daar kon McCullers altijd wat mee. Misschien was ze gewoon te ziek om nog een briljant boek schrijven. Misschien was de romanmeteenboodschap echt niet haar ding. Maar had collegaschrijfster Flannery O’Connor gelijk toen ze
Klok zonder wijzers afdeed als ‘de slechtste roman die ik ooit heb gelezen?’ Welnee. Van een middelmatig auteur zou je dit boek verdienstelijk vinden, zelfs dapper. Van een voormalig wonderkind verwacht je muziek, een machtig mooi lied.
Lijden, vervreemding, de niet te genezen eenzaamheid van de eenling, daar kon McCullers altijd wat mee