De Standaard

HET EINDE

-

‘Ik denk de laatste jaren vaker aan de dood. Dat is logisch met het ouder worden: je hebt niet alleen minder jaren voor de boeg, je ziet ook steeds meer verlies om je heen. Er vallen niet alleen mensen weg, er verdwijnen ook huizen die je hebt gekend. Je wordt steeds vaker geconfront­eerd met de vergankeli­jkheid van alles, en je eigen sterfelijk­heid wordt steeds aannemelij­ker.’

‘In mijn familie worden weinig mensen ouder dan 70 of 75; men sterft jong. Ik ben nu 42; als mijn familie de neiging had gemiddeld 90 te worden, zou ik er wellicht niet zo mee bezig zijn, maar als ik uitga van de gemiddelde leeftijd waarop mijn familieled­en sterven, zit ik al tien jaar over de helft. Dat vind ik een rare gedachte.’

‘Ik heb twee keer oog in oog gestaan met de dood. Net voor het verschijne­n van mijn debuut onderging ik een zware operatie die veel langer duurde dan gepland. Ontwaken uit de narcose is het vreselijks­te wat ik ooit heb moeten doen; ik kwam van zo diep, dat was echt ellendig. Men had mij ook gezegd dat ik bewust moest blijven ademen, dus ik lag daar in die ontwaakrui­mte te denken: “Ademen, ademen, of je gaat dood”. Maar ik viel telkens weer in slaap, en dan ging er een alarm af en begon alles van voren af aan. Ik vond dat een heel beangstige­nde ervaring. Kort na mijn debuut heb ik een aanrijding gehad op Brusselse ring, waarbij mijn auto een tik kreeg van een vrachtwage­n en vervolgens frontaal tegen een andere botste. Ook toen was ik er zeker van dat dat het einde was. Door die ervaringen kwam ik erachter dat sterven niks lieflijks heeft, niks rustpunt, niks Hollywoodi­aanse film; het was het vreselijks­te gevoel dat ik ooit had. Sindsdien ben ik bang om te sterven. Het spijt me voor de mensen die dit lezen, het zijn weinig troostende woorden, maar het is wat ik sindsdien denk.’

‘In Rail Gourmet, een stuk dat ik in 2010 voor Wunderbaum schreef, vertelt een personage dat ze geen vertrouwen heeft in die laatste momenten. Stel je voor dat je net een slecht boek hebt gelezen, of net iets gemeens hebt gezegd tegen iemand, en dat de dood komt; dat zou echt jammer zijn als je zoiets niet meer kan rechtzette­n. Dat is mijn enige bekommerni­s: laat mij niet sterven op dat ene moment dat je net met een geliefde ruzie hebt over iets banaals. Verder weet ik totaal niet wat ik wil, plots overlijden of langzaam afscheid nemen… het lijkt mij allemaal even ellendig, al snap ik wel dat het moet gebeuren.’

‘Natuurlijk schrijf ik als protest tegen de eindigheid. Ik zie mij is 42. Auteur van romans, verhalen en toneelstuk­ken. Voor ‘Dertig dagen’ kreeg ze de F. Bordewijkp­rijs en vorige maand werd ‘Halleluja’ bekroond met de J.M.A. Biesheuvel­prijs. zelf als een parade: de hoofdperso­nages in mijn romans zijn de leiders van die parade in een bepaalde periode in mijn leven, terwijl mijn korte verhalen gaan over figuren in die stoet die ik minder goed ken. Het zijn allemaal versies van mijzelf, zeker niet altijd de meest sympathiek­e of letterlijk­e, maar wel mogelijke. Op die manier probeer ik mezelf te vermeerder­en in mijn personages, en zo leid ik vele levens tegelijk. Misschien komt literatuur deels ook voort uit verzet tegen het feit dat je maar één leven kunt leiden.’

‘Je kunt literatuur ook zien als een bloedbad. Aan het eind van elk boek vermoord ik de leider, want dan is het tijd voor iets nieuws. Schrijven is eigenlijk een voortduren­d afrekenen met wie je op bepaald moment geweest bent, en plaatsmake­n voor een andere versie van jezelf. Elk boek sluit een periode af. Wellicht vind ik eindes daarom ook zo belangrijk. Hoewel ik heel associatie­f schrijf en nooit een structuur voor ogen heb, wil ik wel het einde van elk boek dat ik schrijf vooraf kennen. Tot ik weet hoe het boek afloopt, weet ik niet of het er zal komen.’

‘Maar van mijn leven wil ik het einde niet kennen, dat zou geen leven zijn. Stel je voor, nog drie maanden, ik zou echt niet weten wat ik daarmee aan moet, behalve grote ruzies vermijden. Volgens mij moet je in het moment proberen te leven, en als je weet hoe schaars je tijd is, is het gedaan met genieten; dan krijg je alleen maar stress van het idee dat je die dagen zinnig moet invullen.’

‘Ik hoef geen graf, maar ik weet dat mijn partner dat anders ziet, dus hij mag me gerust begraven. Hoewel … Onlangs is een man overleden die ik kende uit het park, van toen ik nog een hond had – helaas is die ook dood. Die man had zijn hele leven gevaren, en behalve mij, een vriendin van mij en zijn buurjongen had hij niemand meer. We zorgden weleens voor zijn hond als hij in het ziekenhuis lag. Wij drieën waren ook de enige aanwezigen op zijn uitvaart; op de strooiweid­e staat zelfs geen naamplaatj­e. Dat vond ik een vreemd besef: dat er van iemand zelfs geen naam meer achterblij­ft, al geldt dat op langere termijn natuurlijk voor iedereen. En ik weet zeker dat de man meer zou inzitten met wie er nu voor zijn hond zorgt. Wel, die ligt hier op de sofa.’

‘Je kunt literatuur ook zien als een bloedbad’

Opgetekend door Gaea Schoeters

 ?? © JeRoen Murré ??
© JeRoen Murré

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium