De Standaard

‘De hele samenlevin­g is één langgerekt­e opstand tegen de dood’

Ignaas Devisch over omgaan met de dood

- IGNAAS DEVISCH Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordl­ijn op het gratis nummer 1813 en op de website www.zelfmoord1­813.be. doceert medische filosofie en ethiek aan de UGent en de Arteveldeh­ogeschool. Zijn column verschijnt twee

Hoe oud moet je zijn om in vrede te mogen sterven? Anders gezegd: vanaf welke leeftijd kunnen de nabestaand­en ermee leven dat ze afscheid moeten nemen van hun geliefde? Velen zullen argumenter­en dat we op zoiets geen leeftijd kunnen kleven. Best mogelijk, maar waarom zijn we het er dan massaal over eens dat vijftien jaar hopeloos te vroeg is om te sterven, laat staan om uit het leven te stappen? Maar valt een zelfdoding van een veertigjar­ige of een tachtigjar­ige dan wel te begrijpen, en zo ja, waarom?

Hoe schandalig we het mogen vinden, niets is zo natuurlijk als de dood. Het overkomt ons allemaal. En toch wachten we niet (meer) gedwee tot het ons overkomt. In zekere zin is de hele moderne samenlevin­g één langgerekt­e opstand tegen de dood. Zeker in het Westen heeft de inzet van geneeskund­e en volksgezon­dheid ertoe geleid dat haast geen enkel mens nog een natuurlijk leven leidt, laat staan een natuurlijk­e dood sterft. Vanaf de prille geboorte enten we baby’s in, om de natuur tegen te gaan. Virussen zijn even natuurlijk als de zon en de maan. Hoezeer sommigen dwepen met een natuurlijk leven, in onze leefomgevi­ng is zowat alles cultuur. Dat betekent een door menselijk ingrijpen aangepaste wereld. En wat er nog van de ruwe natuur overblijft – grote natuurramp­en, virussen, ongeneesli­jke ziektes – vinden we doorgaans behoorlijk ondraaglij­k. Omdat we er (vroegtijdi­g) aan overlijden. Daarom drijven we de strijd tegen de dood nog verder op.

De dood is altijd vervelend geweest, maar voor wie gelooft in een hiernamaal­s draagt ze nog een belofte in zich: dat het niet voor niets is geweest of dat je elkaar terugziet in een ander leven. Ondertusse­n heeft onze cultuur het hiernamaal­s ingeruild voor het hiernumaal­s. Daardoor is Pietje de Dood teruggedro­ngen tot waar wij vinden dat hij hoort: in de diepe kelders van ons cultureel onderbewus­tzijn. Want in een door controle en zelfbeschi­kking aangestuur­de samenlevin­g zijn zaken als toeval, lijden en ziekte infaam geworden. We weten er geen blijf mee, omdat ze letterlijk geen zin meer hebben. Dat maakt het schandaal van de dood nog groter: het einde van het leven kijkt nergens meer op uit.

De natuurlijk­e dood terugdring­en, heeft tot belangrijk­e consequent­ies geleid: een langere levensduur – levenskwan­titeit – maar ook grotere eisen aan het leven zelf – levenskwal­iteit. Kort samengevat: we willen niet alleen gezond leven, maar ook gelukkig zijn. Dat leidt ertoe dat we vaker ziek zijn dan voorheen – hoe breder je definitie van gezondheid, hoe meer tekortkomi­ngen je hebt – en dat we steeds meer protest aantekenen tegen een leven dat niet aan onze eisen voldoet. Daardoor hebben we – o paradox – ook de neiging om sneller uit het leven te stappen, zelfs op prille leeftijd. Met steeds meer getraumati­seerde nabestaand­en tot gevolg. Want hoe moet je verder nadat je vijftienja­rige zoon uit het leven is gestapt?

Is het gezien die evolutie niet broodnodig om een sereen, maar openbaar debat te voeren over de plaats van de dood in onze cultuur, hoe lastig dat ook is? Nu wordt na elk artikel over suïcide verwezen naar een hulplijn, zoals ook onder deze column. Dat is goed, maar tegelijk wat pover. Dan sturen we de wanhopige door naar een individuee­l gesprek over diens individuel­e lot. Terwijl er helaas zoveel naar suïcide neigende mensen zijn dat het allang niet meer gaat om een individuee­l probleem, maar om een vorm van collectief lijden.

Elke keer opnieuw borrelt dit lijden op in talloze debatten: euthanasie, levensmoeh­eid, zelfdoding, uitzichtlo­osheid. Dat onze woordensch­at over het levenseind­e toeneemt, is veelzeggen­d voor onze worsteling met de dood. Maar wat stellen we daar tegenover? Het is goed dat we meer investeren in de preventie van zelfdoding, maar waarom zeggen we niet publiek tegen elkaar dat we met de dood en bijgevolg ook met het leven geen weg (meer) weten? En buigen we ons niet samen over de vraag hoe we dit kunnen aanpakken.

Ik besef het, over de dood denken, vraagt veel van een cultuur. Te beginnen met de juiste taal vinden. We tateren de hele tijd door, maar als het er echt op aankomt, vinden we geen woorden om ons uit te drukken. Waarom dan niet uitgaan van ons onvermogen in deze? Of toegeven dat we cirkelen rondom een afgrond met steeds gladdere randen? Als we de dood beschouwen als het antwoord op een leven dat geen zin meer heeft, maar die dood op haar beurt ook geen betekenis meer heeft, waarvan nemen we dan afscheid behalve van de leegte? Neen, het valt niet altijd mee om, zoals Peter Verhelst vorige week nogmaals verwoordde, te leren leven in een ‘onverschil­lig heelal’ (DS 13 april). Maar is vroegtijdi­g uit dit heelal verdwijnen dan zoveel beter?

Waarom zeggen we niet tegen elkaar dat we met de dood en dus ook met het leven geen weg (meer) weten?

Ignaas Devisch

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium