Kendrick Lamar,
de eerste popartiest die een Pulitzer wint
Volgens The Guardian speelde er een glimlach om de lippen van Dana Canedy, toen ze als eerste zwarte vrouw de Pulitzerprijs voor muziek mocht uitreiken. Die nevencategorie van de belangrijkste Amerikaanse journalistieke prijzen (dit jaar gingen The New York Times,
de New Yorker en The Washington Post met de hoofdprijzen lopen, zie
kader) ging sinds zijn oprichting in 1943 haast altijd naar klassieke componisten. Nu mag rapper Kendrick Lamar er een plaats voor vrijmaken op zijn schouw.
Het lijkt een stevig statement van de Pulitzerjury. De muziekprijs lag al langer onder vuur omdat die zich te veel zou blindstaren op muziek uit de ‘Europese, klassieke traditie’.
Daarom werd al meermaals aan de regels gesleuteld. Toen in 1997 de vereiste weggelaten werd dat de te bekronen muziek neer geschreven moest zijn, had dat meteen effect: Wynton Marsalis werd de eerste jazzwinnaar. Maar sindsdien werden met Ornette Coleman (2006) en Henry Threadgill (2016) slechts twee andere jazzmuzikanten beloond.
Dat stuitte ook bij de klassieke componisten op kritiek: in 2003 aanvaardde John Adams de medaille met frisse tegenzin, omdat ‘de grootste muzikale breinen van het land steevast genegeerd worden ten voordele van “academische muziek”.’ Verder dan een eervolle vermelding kwamen Bob Dylan (2008) en countryzanger Hank Williams (2010) niet. Bij die laatste kwam die er zelfs pas 57 jaar na zijn dood. ‘We waren er snel uit’ Dat met Lamar nu plots een muzikant uit het populaire segment de prijs wint, is zonder meer een dijkbreuk. Aan The New York Times vertelde jurylid David Hadju hoe dat in zijn werk ging. ‘De jury overwoog een andere compositie waarin hiphopinvloeden verwerkt zaten. Iemand merkte toen op: als muziek die door het establishment als “serieus” en “legitiem” wordt gezien op hiphop terugplooit, moeten we erkennen dat het genre op zichzelf ook waarde heeft. Toen de jury nadien naar Lamars Damn luisterde, waren we er snel uit: dat was het beste werk.’
Het is een redenering waar geen speld tussen te krijgen valt. Kendrick Lamars derde plaat werd in de westerse wereld onthaald als zowat de beste van het jaar. Het vertaalde zich in de verkoop: vorige week ging in de VS het miljoenste exemplaar van
Damn over de toonbank. Ook artistiek lukt Lamar iets zeldzaams: met complexe, gelaagde onderwerpen toch een breed publiek bereiken. Dat erkende ook de Pulitzerjury in haar verslag. Ze
omschrijft Damn als ‘een virtuoze songverzameling, verenigd door haar authentieke idioom en haar ritmische dynamiek, met vignetten die de complexiteit van het moderne AfroAmerikaanse leven vatten’. Dat rijmt misschien niet zo goed als de raps op Damn, maar het is er toch ook niet naast.
De tijdgeest achterna
Alleen: er lijkt meer aan de hand. Want als Lamar al die kenmerken ergens combineerde, was dat wel op zijn vorige album: To pimp a butterfly (2015). Die past zelfs beter in de Pulitzergeest. De jazzinvloeden, met bijdragen van saxofonist Kamasi Washington, waren duidelijker dan bij de meer radiovriendelijke beats die producers als Mike Will MadeIt aan Damn leverden. En als hiphop straatjournalistiek is, berichtte Lamar op Butterfly over de woede van zwart Amerika. Met ‘Alright’ gaf hij de Black Lives Matterprotesten zelfs meteen een onofficieel strijdlied, terwijl hij op Damn tekstueel net weg stapt van het sociaalpolitieke in ruil voor introspectie. Bovendien is het wel heel kras om te beweren dat Lamar de eerste popmuzikant in zestig jaar is die erin slaagt om een beter werk af te leveren dan de klassieke componisten.
Dat wijst erop dat de Pulitzerjury vooral een statement in gedachten had dat bij de tijdgeest paste. De hiphopgolf was in 2017 dan ook niet te stuiten. Jay Z werd als eerste rapper bijgezet in de Songwriters Hall of Fame. Na jaren van beperkte aandacht voor succesvolle hiphopplaten omarmden de Grammy’s dit jaar de albums van Jay Z, Lamar, Childish Gambino, SZA en Lil Uzi Vert – Ed Sheeran werd naar een zijcategorie verwezen. Beyoncé werd vorig weekend de eerste zwarte vrouwelijke hoofdact op het Californische megafestival Coachella, en hiphop werd in de VS qua omzet voor het eerst groter dan rockmuziek – het zijn vooral rappers die de vruchten plukken van de streamingrevolutie.
Zelfs België maakt de omslag: de MIA’s introduceerden de categorie ‘urban’, Coely werd de eerste rapper met een Ultimacultuurprijs van de Vlaamse overheid onder de arm en de controversiële Damso onttroonde dj’s als Dimitri Vegas & Like Mike of Lost Frequencies als meest gestreamde artiest.
Als boegbeeld én voortrekker van die golf plukt Lamar er bij uitstek de vruchten van. In 2019 komt de soundtrack die hij voor de succesvolle Black Pantherfilm maakte trouwens ook in aanmerking voor de Oscars. Straks moet hij een nieuwe schouw bijzetten. Blijf dan maar eens humble.
Het is wel heel kras om te beweren dat Lamar de eerste popmuzikant in zestig jaar is die erin slaagt om een beter werk af te leveren dan de klassieke componisten