De stille glans van groente en fruit
Het Bozarparcours van vierhonderd jaar Spaans stilleven begint met uitgepuurde perfectie, maar eindigt in een dip.
Lekker barok: een overladen tafel van
Het ontbijtje, het bloemstilleven, het marktstuk: we associëren ze graag met de hoogtij van de VlaamsNederlandse schilderkunst, met haar virtuoze details en flamboyante composities. Maar ook in Spanje was het stilleven al vroeg een volwaardig genre.
Hoe fris en spannend het genre daar begon, toont dit overzicht in tachtig uitgelezen werken. Een kweepeer en een kool, allebei bungelend aan een touwtje, naast het zachte vlees van een doorgesneden meloen en een schalkse komkommer: bij Juan Sánchez Cotán krijgen de uitgestalde groenten en fruit een uitgepuurde theatraliteit. Ze lijken een mysterieuze conversatie met elkaar aan te gaan. Cotáns doeken betekenen een vliegende start voor de bodegones of kroegscènes, stillevens waarin een bloemstuk of een tros glanzende witte druiven een hoofdrol opeisen. Maar het kan ook filosofischer: een anonieme Spaanse meester mijmert bijvoorbeeld over de samenhang tussen stukgelezen boeken, een schrijfpen en een zandloper.
Barokke pracht
Geleidelijk aan ruimt de spartaanse soberheid plaats voor complexere voorstellingen en overladen tafels. Naturalistische eenvoud versus barokke pracht: het zijn de twee polen in de geschiedenis van het Spaanse stilleven. Ook het vanitasmotief krijgt een eigen, exuberante invulling: met desengaños del mundo of ‘ontnuchteringen van de wereld’, waarin verminkte schedels opduiken. Zoals Uitgepuurde theatraliteit bij in De droom van de ridder van Antonio de Paredo. Hij schilderde een tafel die volgestapeld ligt met symbolen van rijkdom en macht, die niemand over de dood heen kan meenemen.
Gekeelde kalkoen
Madrid groeide uit tot een centrum voor het genre, met kunstenaars die wedijverden in kleurenpracht. Een topfiguur in de achttiende eeuw is Luis Egidio Meléndez, die uitblinkt in suggestieve combinaties van koperen vaatwerk met een zalmmoot of met zoete broodjes.
Van Goya zijn slechts twaalf stillevens bekend. Ze behoorden tot de privésfeer en hingen in zijn huis. Hier vind je twee naargeestige taferelen, in vrije penseelvoering, één met dode goudbrasems en één met een gekeelde kalkoen. Het is verleidelijk om er een echo in te lezen van de verschrikkingen van de Spaanse onafhankelijkheidsoorlog.
Daarna verwatert het stilleven tot een academische stijloefening. Om in de twintigste eeuw weer tot leven gewekt te worden door het kubisme. Drie krachtige werken van Picasso, uit evenveel periodes, getuigen daarvan.
Maar evengoed werd het stilleven een variatie op een thema. De doortrekking naar de eigen tijd is voor deze tentoonstelling, die fraai de vitaliteit van de bloeiperiode schetst, geen cadeau. Getuige daarvan de uitschuiver op het eind: de verfbrij van een keukenscène met een smeuïge paella.
Madrid groeide uit tot een centrum voor het genre, met kunstenaars die wedijverden in kleurenpracht
‘Het Spaanse stilleven’ ¨¨¨èè