‘Ligeti duwt telkens weer tegen de grens van wat mogelijk is’
Ergens tussen aartsmoeilijk en onspeelbaar zitten de etudes van György Ligeti. Superpianist Ralph van Raat schudt ze allemaal uit zijn mouw. ‘Het is fysiek soms loodzwaar.’
Désordre: de Hongaarse componist György Ligeti heeft de titel voor zijn eerste pianoetude raak gekozen. Beide handen lopen in uptempo gelijk op, tot in maat vijf de linkerhand enkele noot jes te veel speelt en het geheel uit el kaar rammelt met de maaikracht van een blender waarin een handvol kiezelsteentjes geworpen is. Wanorde, juist.
Actuele, aartsmoeilijke muziek is een kolfje naar de hand van de Nederlandse pianist Ralph van Raat. Toch spuwt ook deze toetsensuperman zich in de handen voor de etudes van Ligeti. Afrikaanse ritmes, gamelankitsch, jazzpulp, barokke buitelingen en stunt akkoorden klitten in deze muziek samen tot een krankzinnig complexe pia noscore. In De Singel voert hij alle achttien etudes uit op één concert.
Een waagstuk, geeft Van Raat grif toe: ‘Ik heb ze allemaal al wel eens ge speeld, in series gespreid over verschil lende concerten. In Antwerpen speel ik ze voor het eerst in één ruk na elkaar.’
Brengt dit extra stress met zich?
‘Zowel op technisch als mentaal vlak stelt deze muziek je voor een uitzonderlijke uitdaging. Ik heb tijdens het spelen vaak de indruk dat de linker en rechterhersenhelft compleet onafhankelijk van elkaar moeten functioneren. De muziek bestaat vaak uit verschillende lagen, en de kunst bestaat erin de belangrijkste stemmen ten opzichte van elkaar te horen, onaf hankelijk van de andere noten. Op die manier kan je de handen onafhankelijk van elkaar laten doorspelen. De muzikale uitdaging zit dan weer in het snel le schakelen tussen stijlen. De zesde etude, Automne à Varsovie, is heel rouwvol en lyrisch. Daartegenover staat de dertiende, L’escalier du diable,
Stelt deze muziek de pianist ook voor nieuwe technische uitdagingen?
‘Ligeti maakt gebruik van het “blokkeren” van de toetsen: een techniek waarbij je bepaalde toetsen met de ene hand indrukt, zodat ze niet klinken als je er met de andere hand overheen speelt. Zo krijg je ritmes die op een “normale” manier niet uit te voeren zijn. Maar voor het overige is het toch vaak traditionele pianistiek die hij inzet. Ligeti zet wat dat betreft toch echt de lijn verder die Chopin en Liszt met hun etudes uitstippelden.’
De wirwar aan stijlen en invalshoeken: is dat een constante bij Ligeti?
‘Ik denk dat Ligeti als uitgangspunt vaak iets heel simpels neemt, om het daarna complex te maken. Neem de tegenstelling tussen zwarte en witte toetsen: vanuit dat contrast bouwt hij iets uit. Typisch voor elke etude is ook het uit elkaar sporen van materiaal dat aanvankelijk samen klinkt. Elke etude is dan ook een studie in ritme, snelheid en virtuositeit. Hij duwt telkens weer aan tegen de grens van wat mogelijk is.’
Welke plaats verdient Ligeti in de muziekgeschiedenis?
‘Veel avantgardecomponisten hebben in hun werk de techniek centraal staan. Interessant voor de componist zelf, maar niet voor de luisteraar. Ligeti heeft dat ook toegepast, maar op een manier die wél aantrekkelijk en volgbaar was voor een publiek. In zekere zin heeft hij de twintigsteeeuwse muziek toegankelijker gemaakt. Hij ontwikkelde een stijl waarin niet alleen de hele muziekgeschiedenis, maar ook nietEuropese muziekculturen samenkomen. Bij Ligeti kan je niet zeggen dat het oud of nieuw is: hij is tijdloos, en dat maakt hem tot een groot componist.’