12 leefregels voor supermannen
De Canadese psycholoog Jordan B. Peterson staat bekend om zijn ongezouten meningen over politieke correctheid, de postmoderne samenleving en vrouwenrechten. Zijn boek 12 regels voor het leven is een ethisch pleidooi om goed en sterk te zijn. Is hij meer dan een door rechts gerecupereerde schreeuwlelijk?
Zo goed als niemand wist vijf jaar geleden wie Jordan B. Peterson (55) was. Hij had aan Harvard en in Toronto gedoceerd, had al een paar decennia een praktijk als klinisch psycholoog en schreef in 1999 een taai boek, Maps of meaning. Daarin ontleedt hij mythologieën als instrumenten voor genocide. En toen ontdekte hij de sociale media, eerst Quora, een internetplatform waar je zingevingsvragen kunt stellen en beantwoorden. Na een paar aftastende pogingen scoorde hij bijval met de vraag ‘Wat zijn de meest waardevolle dingen die iedereen moet weten?’ – met een lijstje erbij. Op YouTube trok hij in 2016 van leer tegen een nieuwe Canadese wet die discriminatie op basis van gender strafbaar maakt. Dat hij gestraft kon worden als hij nieuwe voornaamwoorden zoals ‘zhe’ niet gebruikte, beschouwde hij als een teken van links autoritarisme.
Zijn door crowdfunding gefinancierde video’s, academische artikels en lezingen maakten hem tot een invloedrijke publieke intellectueel, net zo goed gecontesteerd als hij wordt bejubeld. Toen in januari 12 regels voor het leven verscheen, werden de messen gewet. Het boek is door een flink deel van de pers uitgespuwd als banaal, transfoob en gevaarlijk, maar wordt omarmd door een groot lezerspubliek – het is nu nog steeds een van de best verkochte boeken op Amazon.
In het spoor van Nietzsche
De basis van alles, aldus Peterson, is dat het leven lijden is. Origineel is die gedachte niet, maar hij vult ze eigentijds in. Zo is hij erg begaan met mensen die zich laten wegglijden in ‘inhumane laagtes’ – daarmee doelt hij op lieden die zich laten gaan en het slachtoffer uithangen –, met de escapistische optie om genot te zoeken, en met de keuze die iedereen heeft om het goede te doen. Verliezen, vluchten of helpen? Dit boek wil als het ware een Ethica voor de dolende eenentwintigsteeeuwse mens zijn.
In navolging van een van zijn leermeesters, Friedrich Nietzsche, drukt Peterson die mens op het hart sterk te staan. Dat betekent: de schouders rechten (regel 1), opkomen voor eigen rechten (2), goede vrienden kiezen (3), scherp focussen (4), de kinderen discipline bijbrengen (5), het goede en betekenisvolle kiezen (6 en 7), niet liegen (8), in discussie gaan met je zelf (9), ideeën duidelijk uitspreken (10), bekwaamheid en niet macht nastreven (11) en positief staan tegenover het bestaan (12).
Ook al bedoelt hij dat misschien niet zo, Petersons regels lijken meer gericht op mannen dan op vrouwen. Dat is impliciet af te leiden uit zijn argumentatie en zijn voorkeur voor een traditionele hiërarchie. Het wordt ook bevestigd door zijn nogal fanatieke aanhang bij jonge mannen. The New York Times omschreef Petersons fans als ‘vaderloze, eenzame mannen die ronddrijven in een chaotisch moreel vacuüm, uitgerangeerd en vernederd door vrouwen, achtervolgd door pijn en zelfverachting’. Hij lijkt ze vooral op te vissen via YouTube.
Een nieuwe profeet
De twaalf regels vormen echter niet de essentie van het boek. Peterson ontwikkelt uit een groot aantal bronnen een persoonlijke theorie over orde en chaos, over de oorsprong en de zin van het leven. Hij presenteert een psychoanalytische interpretatie van een aantal verhalen uit Genesis, uit onze sprookjestraditie en van door hem bewonderde schrijvers als Fjodor Dostojevski en George Orwell. Daaraan plakt hij de geschiedenis vast, met grote aandacht voor de totalitaire uitwassen van het marxisme in de twintigste eeuw. En op de achtergrond speelt ook het darwiniaanse denken mee.
Wat levert dat op? Een groot respect voor hiërarchie, voor zelfredzaamheid, moed en engagement en voor de biologische evolutie van de mens. Daarmee gaat gepaard dat hij een duidelijke afkeer heeft van nihilisme, onbaatzuchtigheid, zwakheid, narcisme en sociaal constructivisme: het idee dat ons denken en doen niet bepaald wordt door de natuur, maar dat alles sociale constructie is. Ongetwijfeld dankt Peterson zijn succes deels aan zijn ongezouten uitspraken op het internet. Maar hij is meer dan een schreeuwlelijk: hij wil mensen krachtig aansporen om het lijden en het kwaad te bestrijden.
Die scherpte doet hem opvallen. Politiek rechts citeert oneliners uit zijn video’s en (minder) uit zijn boek en bejubelt hem als een nieuwe profeet, maar Peterson heeft herhaaldelijk gezegd dat hij de ideeën van altright niet aanvaardt omdat hij niet van
Het Oude Testament is een vernuftige kristallisering van een over de eeuwen gegroeide biologische orde, vindt Peterson. Op basis van ‘amper’ 400 jaar verlichtingsdenken mogen we zo’n kolossaal erfgoed niet ondoordacht verhakselen
‘identity politics’ houdt. Onlangs bevestigde hij zijn credo nog eens in een interview met Time: ‘Focus op je eigen leven en neem je verantwoordelijkheid op’. Als iedereen dat doet, denkt hij, wordt de wereld vanzelf beter.
Solzjenitsyn en de Bijbel
In zijn complexe smeltkroes van ideeën, die hij overdreven barok en met veel gevoel voor retoriek formuleert, verwerkt Peterson een paar politieke stokpaardjes. Het zijn die stellingnamen die als een rode draad door het boek lopen en veel van zijn video’s inspireren die hem tegenkanting en hoon opleveren van een groot aantal intellectuelen. Soms is die hoon op zijn plaats, soms vooringenomen. Om te beginnen is er zijn visie op de erfenis van het marxisme. Dat heeft zijn failliet bewezen in Rusland, China en Cambodja, maar is door Franse denkers als Jacques Derrida getransformeerd tot het nihilistische, destructieve postmodernisme. Peterson roept de Russische dissident Solzjenitsyn – een rolmodel voor hem – meermaals als getuige op en verklaart zelfverzekerd de oorlog aan de in zijn ogen linkse bezetting van de westerse universiteiten.
Toch kun je ook hier niet zomaar een ideologisch label op hem plakken: zijn pleidooien tegen de hervorming van universiteiten naar het model van het bedrijfsleven, en voor de herverdeling van bezit ten voordele van de zwakkeren zijn links ideeëngoed.
Veel kritiek is er op zijn visie op man en vrouw, en op het gezin. Hij bouwt niet enkel op praktische ideeën (‘twee ouders kunnen een kind beter steunen dan één’), maar ook op de grote verhalen, en dan vooral op de Bijbel. Het Oude Testament is voor hem een vernuftige kristallisering van een over de eeuwen gegroeide biologische orde. Op basis van ‘amper’ 400 jaar verlichtingsdenken mogen we zo’n kolossaal erfgoed niet ondoordacht verhakselen, stelt hij.
Tegendraads
Of veel lezers Peterson in dat soort omzwervingen tussen religie, moraal en politiek kunnen volgen, is maar de vraag. Hij gebruikt veel context om zijn punten te maken. Hij vermengt psychologie, die hij van huis uit goed beheerst, met historische en vooral filosofische kennis, waarin hij minder goed thuis is. Dat maakt zijn analyse van bijvoorbeeld nihilisme en atheisme onevenwichtig. Misschien had hij beter nog meer gefocust op de vorming van de persoonlijkheid, wat zijn sterkste troef is.
Hij heeft er ook een handje van weg om tegendraads te zijn. Zo argumenteert hij dat niet alle seksueel misbruik tot beschadiging leidt, dat in veel huishoudens het verlies van de traditionele taakverdeling tot chaos heeft geleid, dat een carrière voor vrouwen niet per se belangrijker is dan een gezin, dat het patriarchaat vooral een gebrekkige poging was van mannen én vrouwen om elkaar minder te laten ploeteren en dus geen mannelijke onderdrukking was, en dat vrouwen problemen hebben omdat ze niet agressief genoeg zijn.
12 regels voor het leven is een kristallisering van internetdebatten, eigen overtuigingen en fobieen, waardevolle psychologische ervaring, persoonlijke getuigenissen als vader en filosofische context, gevat in een format van al bij al bekende ‘leefregels’. Het is een hobbelig verslag dat een aantal vragen aanraakt en er evenveel oproept. Maar die vragen léven vandaag volop in de samenleving, en Jordan B. Peterson neemt dusdanig stelling in dat sommigen vinden dat hij orde schept in de chaos, en anderen dat hij vooral mist spuit. Dat maakt hem minstens relevant.