Goed doen rijmt op zakendoen
Ze zoeken het gat in de samenleving in plaats van dat in de markt. Sociaal ondernemerschap bloeit als nooit tevoren. Stuwende kracht Kaat Peeters en ervaren rot Benjamin Gérard over het fascinerende huwelijk tussen goed doen en zakendoen.
BRUSSEL I ‘Ik kan in de privé een veelvoud verdienen van wat ik nu verdien. Maar het kan op geen enkele manier tip pen aan de voldoening die ik krijg wanneer ik een van mijn gasten aan het werk zie gaan.’
Aan het woord is Benjamin Gérard, medeoprichter van Rising You, een bedrijf dat vluchtelingen via klimstages en technische scholing opleidt tot hoogtewerker. Na een intensief traject van vier maanden kunnen de ‘gasten’ aan de slag: als schilder van hoogspanningsmasten, plaatser van telecominstallaties of onderhoudstechnicus op windmolens.
Wat Gérard doet, is niet uitzonderlijk. Van dakmoestuinen die cateren voor bedrijven, over restaurants die draaien op jongeren met een beperking, tot bedrijven die kantoormeubelen recycleren of bewoners laten participeren in windmolens: sociale ondernemingen woekeren weeldig binnen het economische weefsel. ‘Er zitten parels tussen’, zegt Kaat Peeters, directeur van de Sociale Innovatiefa briek, boven een Libanese schotel op een steenworp van de Brusselse klimzaal waar Rising You trainingssessies houdt. Met twee Nederlandse collega’s schreef ze het boek ‘Zaken die je raken’, een inspirerende roadtrip langs tal van bedrijven die als voornaamste doel hebben: de wereld een beetje beter maken.
Klef is het allerminst. ‘In plaats van verlamd bij de pakken te blijven zitten, zijn er zoveel mensen die het lef hebben iets te doen aan de grote uitdagingen’, zegt Peeters. ‘Het besef groeit dat dat kan door een bedrijf op te richten. Lang leek dat een paradox. Er gaapt een kloof tussen profit en nonprofit. Sociaal onderne mers bewijzen dat je die muren kan slopen.’ De kern van sociaal ondernemerschap: im
pact gaat boven winst. Wat drijft hen?
Peeters: ‘Verontwaardiging. Ongeduld. Een persoonlijk trauma vaak. Ouders die zich afvragen waar hun zoon met een be perking zou kunnen werken, en uiteinde lijk zelf Prins Heerlijk oprichten, een horecazaak waar jongeren met een beperking aan de slag kunnen. We zien jonge idealisten, maar vooral ook veertigers met twintig jaar ervaring die hun verant woordelijkheid willen nemen, maar vaststellen dat het niet lukt binnen het insti tutionele keurslijf waarin ze zitten. Een positieve midlife crisis, zeg maar.’
Gérard: ‘Bij mij was het énén: willen ondernemen en het gevoel dat ik iets met kwetsbare jongeren moest doen.’
Peeters: ‘Het risico is wel anders. Een gewone ondernemer start vanuit een gat in de markt, een sociale vanuit een gat in de samenleving. Als de eerste merkt dat zijn product niet aanslaat, gaat hij het tweaken. Een sociaal ondernemer kan dat vaak niet zonder zijn doelstelling te ondergraven. Er is veel verbetenheid nodig.’
Gérard: ‘Ik wilde ingaan tegen de trend waarbij we jongeren die het moeilijk hebben op school, pushen richting bepaalde knelpuntberoepen. “Ga jij maar poetsen.” Niets mis mee, als ze dat zelf willen. Doorgaans is dat niet zo. Wij leggen vooral de nadruk op hun sterktes, hun gedrevenheid. We laten hen los met zelfvertrouwen, het perspectief dat ze een “cool beroep” gaan uitoefenen.’ Impact is essentieel. Hoe krijg je dat? Moet je het systeem willen veranderen? Peeters: ‘Sociale ondernemers willen allemaal dat er iets verandert, die drang zit in hun DNA. Maar je kunt niet zomaar in je eentje het systeem veranderen. Moeten ze een grote speler worden om impact te hebben? Dat hoeft niet per se. Ze zijn vaak vliegwielen die anderen aan het denken zetten.’
Gérard: ‘Neem mijn branche: veel werkgevers roepen dat er krapte is op de arbeidsmarkt, dat werklozen geactiveerd moeten worden. Terwijl er zoveel kerels rondlopen die willen werken, maar geen job vinden. Dat die match niet lukt, ligt óók aan de werkgevers. Wij laten onze jongens geen cv’s schrijven en sollicitatiegesprekken voeren. We leiden hen op en laten hen on the job bewijzen dat ze goed zijn. Zo tonen we de bedrijfswereld hoe het wel kan.’
Peeters: ‘Wat sociaal ondernemers onderscheidt van ‘reguliere’, is dat ze meer in beweging zetten dan louter hun product of dienst verkopen. Ze willen met beleidsmakers in gesprek gaan, grote bedrijven inspireren om hun strategieën aan te passen, consumenten de mogelijkheid geven voor een meer duurzame optie te gaan. Ze trekken veel tijd uit voor dit moderne missiewerk.’ Het uiteindelijke doel is dat de hele economie fairder en duurzamer wordt. Weeft het stilaan door elkaar?
Gérard: ‘Toch wel. Ik twijfel ondertussen aan het idee dat winst bij sociale ondernemingen niet voorop mag staan. Het wordt tijd dat we spreken van ‘total profit’: hoe kun je maatschappelijk én financieel goed doen? Het ene versterkt het andere. Als je financiële model vierkant draait, kun je voor je doelgroep weinig betekenen.’ U spreekt uit ervaring. Toen u begon als twintiger, werkte u vijf jaar voor niets. Gérard: ‘Een grote fout die ik niemand zou aanraden. Misplaatste onbezonnenheid. In 1995 begon ik met Nature, een organisatie die met avontuurlijke activiteiten leerkansen creëert voor jongeren. Ik had nog nooit van sociaal ondernemen gehoord. Organisaties als de Sociale Inovatiefabriek bestonden nog niet.’
‘Dit is mijn roeping: met die gasten een traject afleggen en hen zien groeien tot helden’
BENJAMIN GÉRARD Medeoprichter Rising You
Peeters: ‘Winst maken is nog steeds een taboe in de sociale sector. Het woord ‘businessmodel’ doet sommigen huiveren. Onterecht. Als de motor niet draait en je je inkomsten niet bij elkaar krijgt – ook subsidies – dan mag je je mooie plannen binnen de kortste keren weer opbergen.’
Gérard: ‘Wij hechten waarde aan onze jongens en rekenen die voor een deel door. Zo eenvoudig is het. Dat is in onze sector not done; ook voor de VDAB is het een uitdaging daarmee om te gaan. Maar de financiële return maakt dat wij betere opleidingen kunnen geven, cursusmateriaal kunnen ontwikkelen en nog betere krachten afleveren. De bedrijven waarvoor we werken, hebben dat wel door. Die betalen met plezier de meerwaarde.’ Hoeveel mag iemand bij een sociale onderneming verdienen?
Gérard: ‘Een moeilijke discussie. Ik word betaald volgens de barema’s in het jeugdwerk. In onze statuten staat dat wij geen grote dividenden uitkeren. Ik ben daar heel voorzichtig mee, ik wil niet het verwijt krijgen dat ik geld verdien op de kap van de vluchtelingen. Ik werk deeltijds als bedrijfscoach. Mocht ik dat fulltime doen, zou ik drie keer meer kunnen verdienen.’
Is het niet verleidelijk om daarvoor te gaan?
Gérard: ‘Neen. Ik houd het bewust beperkt. Dit is mijn roeping: met die gasten een traject afleggen en hen zien groeien tot helden.’
Peeters: ‘Ik zie best wat sociaal ondernemers die een vetbetaalde job laten staan, omdat ze het gevoel hebben in een gouden kooi te zitten. Een villa met een paar auto’s voor de deur is mooi. Maar sommigen beseffen dat ze liever iets op poten zetten waar anderen beter van wor den.’
Gérard: ‘Onderschat niet de drang naar zinvolheid. Je bent meer dan een schakeltje in een productieproces. De betrokkenheid is groot. Het pioniersgevoel ook. Ik merk dat ook hard bij de jongere generatie: die willen vrij zijn, hun eigen ding doen. En ook: invloed uitoefenen. Macht zelfs – in deze context vind ik dat geen vies woord.’
Peeters: ‘Dat klopt wel. Ik heb veel twintigers zien beginnen de voorbije jaren. Jong, pittig, onbevangen. Met veel lef en een duidelijk doel. En het idee: de rest volgt wel.’ Volgt de consument ook? We weten dat het anders moet, maar toch gaan de mees ten onder ons meubels kopen bij Ikea en
kleren bij H&M en Primark.
Peeters: ‘Die transitie gaat traag. Maar de groep van bewuste consumenten groeit snel. Kijk hoe bio is ingeburgerd. En duurzame energie. Dat zijn niet meer alleen de believers.’
Gérard: ‘Vaak kennen we het alternatief niet. Als je er even over nadenkt, besef je dat het zinniger is je wasmachine te leasen in plaats van te kopen. Dat idee moet insijpelen. Ik sta ervan versteld hoe weinig mensen uit mijn omgeving al van het autodeelsysteem Cambio hebben gehoord. We moeten daar binnen ons kringetje niet naïef in zijn.’ Is er nood aan meer moreel ongemak? Als we shoppen in een goedkope modeketen, denken we niet aan naaiateliers in Bangladesh.
Peeters: ‘Misschien wel. Bij lezingen vraag ik de zaal soms of ze weten dat in hun smartphones ertsen zitten die werden gewonnen in oorlogsgebied – door kinderen. Dan wordt het even stil. Je kunt zo’n zaal kapotgeslagen achterlaten. Maar het laatste wat wij willen, is zuur met het vingertje zwaaien. Ik focus op de verhalen van mensen die met oplossingen komen. Na elke lezing komt wel iemand zeggen: “Ik zit al lang met een idee, en nu ga ik het gewoon doen.”’
‘Winst maken is een taboe in de sociale sector. Onterecht’ KAAT PEETERS Directeur Sociale Innovatiefabriek