Valsheid in geschriften
Het thuispubliek van Besiktas onthaalde Timo Werner (RB Leipzig) op een orkaan van kabaal. In de 32ste minuut vroeg hij om zijn vervanging.
Plotseling, uit de vergetelheid, dook Stijn Stijnen weer op, als was hij nog altijd de doelman die springindeweg was van het gro te Juventus, die ene Europese avond in Brugge. De keeper zonder distinctieve voornaam redde alles wat er te redden viel, alleen Pavel Nedved en David Trézéguet konden hem verslaan.
Stijnen flitste weer door mijn hoofd toen de heisa rond Dotan losbarstte. De Volkskrant onthulde dat de NederlandsIsraëlische artiest zich jaren geleden met valse socialemediaprofielen een weg naar het sterrendom had geplaveid. Dotan pakte het grootschalig aan, de verhalen die zijn sokpoppen op het internet gooiden waren larmoyant, verhieven de zanger tot een goedertieren god. Nederland steigert, voelt zich bedrogen. Iedereen die ooit met ‘Home’ meezong, zint op wraak. Binnenkort verschijnt daar een thesis waarin de rechtstreekse lijn DotanRussische hackersverkiezing van Trump wordt getrokken.
Een vals profiel op een supporters forum van Club Brugge werd ook Stijn Stijnen fataal. Hij had zichzelf verheerlijkt – niet ongebruikelijk op sociale media – en ondertussen kritiek geleverd op zijn ploegmaats. Toen ze daar bij Club achter kwamen, werd hem de wacht aangezegd.
De doelman was toen al niet onbe sproken. Hij was geen trainingsbeest, torste enkele kilo’s te veel, bonjourde op niet al te koosjere wijze een keeperstrainer van de nationale ploeg buiten, allemaal waar. Anderzijds was hij ook uniek: hansworst volgens velen, maar nooit eenheidsworst. Stij nen durfde tegen de stroom in te roeien, sprak en keepte ook met een monkellach, tegen de vijand, en die beperkte zich niet altijd tot de elf tegenstanders op het veld, neen, soms nam hij het op tegen de wereld. De milde ironie van de begindagen van zijn carrière veranderde gaandeweg in ongebreideld sarcasme, en dat verbeterde er niet op toen hij met Beerschot degradeerde. Na zijn Antwerpse periode belandde hij op de regionale sportbladzijden, als voorzitter en later ook coach van Hasselt, maar erg fraai eindigde ook dat niet.
Het was controledwang, denk ik, bij Stijnen. De totaal verknipte maar daarom nog niet meteen onbegrijpelijke verzuchting dat hij het internet met zijn ontelbare stemmen de baas kon, in de juiste richting kon duwen. Stijnen had toen al door dat de kaken van sociale media alles en iedereen konden vermalen – verkiezingen, mensen, keepers. Hij besloot zelf te bijten. Fout, natuurlijk, vilein, maar tegelijk ook menselijk. Velen die toen schuimbekten om Stijnens digitale kuiperijen, hebben inmiddels zichzelf al duizenden keer met gefilterde foto’s en hashtags op allerlei platformen gepimpt en opgepompt.
26 september 2017. In de Champions League trekt Rasenballsport Leipzig naar Istanbul, om er Besiktas partij te geven. Het weekend daarvoor heeft de piepjonge topspits Timo Werner zich laten ontvallen dat Besiktas geen eitje wordt, maar ‘nu ook weer geen Bayern of Barcelona is’. En dat het met de voorspelde helse sfeer wel mee zal vallen, want hij is toch wat gewend. De Turkse supporters zijn in hun wiek geschoten, een we
reldploeg is hun Besiktas inderdaad niet, maar lawaai maken kunnen ze als geen ander. Werner wordt op een orkaan van kabaal onthaald. Het equivalent van een opstijgend vliegtuig, volgens de decibelmeter langs het veld.
Al snel in de wedstrijd vraagt Werner om oordopjes, de clubdokter stopt ze hem toe, de camera registreert. En in de tweeëndertigste minuut vraagt de spits om zijn vervanging. In Duits land is het groot nieuws, wordt koortsachtig naar een diagnose gezocht. Is het fysiek – een gebarsten trommelvlies, barstende hoofdpijn? – of is de aandoening van psychologische aard, zijn het niet de decibels maar is het de woeste vijandigheid die Werner tot opgave dwong? Tuitten zijn oren of bonsde zijn hart?
Schwindelgefühle, luidde het officieel: duizeligheid. Het kleeft de spits aan, natuurlijk, hij is aangeschoten wild, aangeschoten met een oorverdo vende knal, die resoneert op krantenpagina’s over de hele wereld. Vorige week tot op de statige bladzijden van L’Équipe, toen Leipzig naar Marseille moest.
Werner bleef in Frankrijk op de bank, een lichte blessure, werd gemeld, maar wie erbij was, dacht onwillekeurig aan die septemberavond in Istanbul: in het Stade Vélodrome steeg geen vliegtuig op, maar een F16, met onderhoudscontract. Ergens in de tweede helft begon Werner aan
een opwarmbeurt, de camera ving hem tijdens een stretchoefening, in de achtergrond zag de televisiekijker vier mannen die hun fifteen seconds of fame met een opgestoken middenvinger wensten te vullen. Wansmakelijke woede.
Zou de 21jarige Timo Werner al snappen dat die onversneden haat van een vijandig stadion nog wel meevalt? Dat die slechts een zwakke afspiegeling is van het ondergrondse gekonkelfoes op het internet, van die vele tienduizenden tokkelende vingers die als een Grieks koor elke verrichting van een topvoetballer van commentaar voorzien, een eeuwige aanwezigheid in zijn beroepsleven, een ontluisterend fluisteren waar geen oordopjes tegen helpen? Ruis is het, gekmakende ruis als je er ontvankelijk voor bent. Ze zijn met velen, de voetballers die via hun computer die ruis opzoeken. Die als motten naar de toverlamp vliegen.
Stijn Stijnen was zo’n mot. Een ondernemende mot, hij probeerde de lamp te slim af te zijn. Maar ondervond dat anonimiteit slechts een dekmantel voor de haters is, niet voor de gehate.
In het aanschijn van haar dood bracht Renate Dorrestein zopas Dagelijks werk uit. Daarin is een stuk uit 1998 opgenomen waarin ze fulmineert tegen de verhuftering op televisie, en Paul de Leeuw op de korrel neemt: ‘Mij lukt het steeds minder me geborgen te voelen in een samenleving die leedvermaak beschouwt als een vorm van brille en nastrevenswaardige onconventionaliteit.’
Paul de Leeuw heeft die boodschap ter harte genomen, veranderde in een brok empathie. Een zelfregulerende functie die internetfora ontberen.
Filip Joos is voetbalcommentator voor de VRT en Play Sports. Zijn column verschijnt wekelijks op zaterdag.
Stijn Stijnen ondervond het al: anonimiteit is slechts een dekmantel voor de haters, niet voor de gehate