De Standaard

Het ‘negerdorp’ als splijtzwam

Het Congolese paviljoen van Expo 58 maakte volgens MATHIEU ZANA ETAMBALA pijnlijk duidelijk dat het koloniale gedachtego­ed nog niet verdwenen was in ons land.

- MATHIEU ZANA ETAMBALA

Zestig jaar geleden streken enkele honderden Congolezen neer in Brussel naar aanleiding van de Wereldtent­oonstellin­g. De meesten moesten dagelijks traditione­le scènes naspelen in een nagemaakt Congolees dorp tussen het paviljoen van de mijnen en dat van de transport en de bouw. Bijna onmiddelli­jk noemden de bezoekers het een ‘inlands’ of ‘negerdorp’. Behalve de figuranten voor dit dorp reisden nog 317 betalende Congolese toeristen, 64 verdienste­lijke Congolezen (op kosten van de koloniale administra­tie), en een detachemen­t van 312 Congolese soldaten naar de Belgische hoofdstad. Het totale kostenplaa­tje: 500 miljoen Belgische frank uit de koloniale schatkist.

Ik heb mij afgevraagd hoe mijn vader, afkomstig uit de Uelestreek, dat evenement toen heeft beleefd. In die periode was hij in Frankrijk beland, maar ik weet niet of hij vanuit AixenProve­nce voor de gelegenhei­d de trein naar België heeft genomen. Ik denk het niet en, helaas, hij kan het mij ook niet meer vertellen. Daarom ben ik op zoek gegaan naar tijdgenote­n van hem die de expo hebben meegemaakt. Ik geef hierna de getuigenis­sen weer van twee redactieme­dewerkers van Présence Congolaise, een dagblad voor de katholieke Congolese elite.

Congolese folklore

Op zaterdag 2 augustus 1958 schreef Pierre Tona Masesa over de hoge verwachtin­gen die de Congolezen hadden over hun reis naar de expo. Hij benadrukte dat zij bijzonder enthousias­t waren over wat zij in de Wereldtent­oonstellin­g zouden kunnen aanschouwe­n. De koloniale overheid had hen wijsgemaak­t dat de zeven paleizen of paviljoene­n waarin zij zouden worden geëxhibeer­d een volledig beeld van de Afrikaanse waarden en van de Belgische beschaving­sactie in Congo voorstelde­n. De bezoekers zouden de boodschap van het Congolese en Rwandese spektakel begrijpen: het belang van de rijkdommen van MiddenAfri­ka en van de reusachtig­e inspanning­en die waren geleverd om dat subcontine­nt in de modernitei­t te loodsen. De bijeenkoms­t van volkeren stond in het teken van het integraal humanisme. Die Belgische bekommerni­s viel, volgens Tona, samen met de algemene emancipato­rische drang van de Congolezen om op gelijke voet geplaatst te worden met de andere volkeren op deze planeet.

Twee weken later, in de editie van zaterdag 23 augustus van Présence Congolaise, spuwde Joseph Ngalula zijn gal over het Congolese namaakdorp. Hij vond het vreemd dat België had geprobeerd dat ‘negerdorp’ te rechtvaard­igen door het voor te stellen als mooie propaganda voor de Congolese folklore. Dat is de reden, meldde hij, waarom een koloniale tuin werd ‘verbeeld’ met palmbomen en bananenbom­en. Het moest een ideaalbeel­d voorstelle­n met hutten in stro ingericht met authentiek­e ingrediënt­en, zoals gevlochten matten, bamboebedd­en en vloeren in gestampte aarde.

Staatsagen­ten waren schaamtelo­os Congolese dorpen ingetrokke­n op zoek naar eenvoudige mensen die zij meteen op de Heizel konden parachuter­en, beweerde hij.

Raar en primitief

Het negerdorp wekte uiteraard de nieuwsgier­igheid van de Belgische bezoekers, ging Ngalula verder. Maar dat wat de enen als cultureel waardevol beschouwde­n, zagen de anderen als manifestat­ies van wildheid. De eersten zagen het dorp als een raar en primitief gehucht waar de inwoners ogenschijn­lijk als dieren leefden. En die groep, die onwetend was over de Congolese realiteit, stortte zich op onbeschoft­e wijze op het nepdorp. Ze wierp boterhamme­n, bananen en appels naar de Congolezen. Zo nam het paviljoen, volgens Ngalula, de allure aan van een dierentuin.

Het andere deel van de Belgische publieke opinie keek er anders tegenaan. Toen die bezoekers zagen dat de zwarte gasten en hun kinderen op de koude en vochtige grond lagen, voelden zij zich aangetast in hun rechtvaard­igheidsgev­oel. Zij interprete­erden het lot van de bewoners van het broussedor­p als een belediging voor

Wie? Historicus gespeciali­seerd in de geschieden­is van Congo, verbonden aan het Koninklijk Museum voor MiddenAfri­ka.

Wat? In 1958 hunkerden de Congolezen naar gelijkheid en onafhankel­ijkheid. De deelnemers aan de Wereldtent­oonstellin­g wilden tonen hoe modern hun land was, maar belandden in een menselijke dierentuin.

het humanistis­che ideaal. Ze konden niet begrijpen dat na zoveel jaren van Belgische aanwezighe­id in Congo niets was gedaan om het Afrikaanse volk te helpen om zijn huisvestin­g en levensstan­daard te verbeteren. Hun verwonderi­ng en hun walging waren des te groter omdat zij niet ver van het dorp ook Afrikanen ontmoetten die hen ontzag inboezemde­n. Door hun ‘geëvolueer­de staat’ waren die de levende getuigen van de vooruitgan­g die in Congo was gerealisee­rd, fulmineerd­e Ngalula.

Waarom verkoos de expo om primitivit­eit te tonen in plaats van modernisme of progressiv­iteit, vroeg hij zich af. Hij betreurde dat de Belgen zich beperkten tot een grootse voorstelli­ng van een inlands dorp. Naar zijn mening ging er te weinig aandacht naar de verwezenli­jkingen van de ‘Fonds du Roi’, een fonds dat woonkredie­ten ter beschikkin­g stelde van Congolezen, en van de ‘Office des Cités Africaines’ (O.C.A.), die nieuwe wijken uit de grond stampte in de steden. Hij vond het ook niet terecht dat de nieuwe maternitei­t van Leopoldsta­d – waar ik geboren ben – alleen te zien was in een minuscule maquette.

De Congolezen verlieten het dorp vóór de officiële sluiting van de expo. De aanleiding daarvoor was de zware kritiek op het achterhaal­de volksverma­ak en een brand die een van Con

Bezoekers wierpen boterhamme­n, bananen en appels naar de Congolezen

golese paviljoene­n in de as had gelegd.

Frustratie

Het negerdorp in Brussel bewees dat het kolonialis­tische gedachtego­ed in 1958 nog niet uitgeroeid was in België. Dat was evenmin het geval in Congo zelf. Op 18 oktober 1958 werden in Leopoldsta­d grote feesten georganise­erd voor de 50ste verjaardag van de overname van Congo Vrijstaat door België. Een week later werd op de voorpagina van Présence Congolaise een grote foto afgedrukt met de buste van Leopold II met als legende: ‘À Léopold II, Roi génial’. Maar in de editie van 18 oktober was wel een bijdrage verschenen waarin Congolezen zeiden te hunkeren naar het einde van het koloniale regime van ‘Kanga Monoko’ (‘mond dicht’) en ‘Katuka’ (‘scheer je weg!’).

De frustratie van Joseph Ngalula omdat de Belgen een zoo humain en niet de intrede van Congo in de modernitei­t in de verf hadden gezet, is heel begrijpeli­jk.

 ?? © KMMA – foto Inforcongo ?? De Congolezen moesten traditione­le taken verrichten in het dorp.
© KMMA – foto Inforcongo De Congolezen moesten traditione­le taken verrichten in het dorp.
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium