Ethische kledij laat België koud
Multinationals die via goedkope arbeid kleren maken, hoeven in België geen sancties te vrezen. ‘Ons land ontloopt zijn verantwoordelijkheid.’
BRUSSEL I ‘Kleren gemaakt in slechte arbeidsomstandigheden, bloeddiamanten afkomstig uit conflictgebieden, de productie van cacao via kinderarbeid … De Belgische politiek doet te weinig om multinationals te dwingen hun productieketen duurzaam te maken.’ Dat vindt Hivaonderzoeker Huib Huyse niet alleen economisch, maar vooral ook ethisch onverantwoord. In een nieuwe studie, waarvan hij de resultaten morgen voorstelt, formuleert hij stevige kritiek op het Belgische beleid: ons land spoort internationale bedrijven niet genoeg aan om mensenrechten en milieu in lagelonenlanden ter harte te nemen.
Aanleiding voor die oefening vormt de herdenking van de instorting van het fabriekscomplex Rana Plaza in Bangladesh, vijf jaar geleden. 1.100 mensen lieten daarbij het leven, vooral textielarbeiders. ‘De wereld reageerde geschokt en werkgevers beloofden verbetering’, zegt Huyse. ‘Ook België ondertekende destijds VNrichtlijnen, maar de vertaling naar concrete acties loopt achter ten opzichte van de buurlanden. Een bedrijf dat voor de productie van zijn assortiment leunt op onderbetaalde of ongezonde arbeid in Cambodja of Bangladesh, gaat in ons land onder de radar en hoeft geen sancties te vrezen.’
Huyse wijst als deel van de verklaring naar het beleid van de huidige regering, die vooral inzet op de sensibilisering van bedrijven, en daar weinig of geen bindende maatregelen aan koppelt.
Ook de vele politieke betrokkenen maken het niet makkelijk afspraken te sluiten, zegt hij. ‘De bevoegdheden zitten versnipperd over ministeries en instanties. In andere landen kreeg bijvoorbeeld een nationaal mensenrechteninstituut of een SociaalEconomische Raad een duidelijk mandaat om beleid rond dit thema voor te bereiden en op te volgen. Een veel efficiëntere manier van werken.’
Zelfs het brede middenveld worstelde in het verleden om bijvoorbeeld de Schone Kleren Campagne hoog op de politieke agenda te krijgen.
Het gevolg? Het maatschappelijk debat over het thema blijft beperkt. En een beleidskader, waarmee inkopers en leveranciers stevig aangepord worden om de levensstandaarden van hun werknemers te verbeteren, ontbreekt compleet.
Natuurlijk draagt de consument een deel van de verantwoordelijkheid, zegt Huyse. ‘Maar zelfs wie de thematiek opvolgt, weet niet altijd of hij duurzaam koopt. Zo wijzen duurdere kleren niet per definitie op betere arbeidsvoorwaarden. Daarom moet de politiek, samen met de sectoren en de bedrijven, de grote lijnen trekken.’
Wachten op ramp
Veel van de goedkope ketens zijn trouwens terug te voeren tot een handvol groepen met enorme inkoopmacht, zegt Martje Theuws van de Nederlandse organisatie Somo (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen). ‘Het zijn zij die de industrie kunnen veranderen.’
Sara Ceustermans van de Schone Kleren Campagne wijst daarnaast op de strijd om de goedkoopste te blijven. ‘Tien jaar geleden vonden we een Tshirt van 15 euro al goedkoop, tegenwoordig pakt C&A uit met Tshirts van 2 euro. Dat zet almaar meer druk op de productiekosten.’
Huyse hoopt dat België niet pas in gang schiet na een nieuwe ramp. ‘De verantwoordelijkheid is immers enorm. Daarom: geen excuses meer.’
‘Tien jaar geleden vonden we een Tshirt van 15 euro al goedkoop, tegenwoordig pakt C&A uit met Tshirts van 2 euro’
SARA CEUSTERMANS Schone Kleren Campagne
1. Is de textielindustrie eerlijker geworden?
Nee, zegt Sara Ceustermans van Schone Kleren Campagne, een wereldwijde alliantie van organisaties die ijveren voor betere arbeidsomstandigheden. Martje Theuws, die voor de Nederlandse organisatie Somo (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) de arbeids en levensomstandigheden van textielarbeiders onderzoekt, is het daarmee eens. ‘In Bangladesh is op één terrein vooruitgang geboekt: dankzij het Bangladeshakkoord, dat kort na de ramp vrijwillig door 220 kledingmer ken ondertekend werd, zijn de fabrie ken veiliger geworden. Het akkoord heeft goed gewerkt omdat het juridisch bindend was. Maar het ging al leen over de gebouwen. Van leefbare werkuren, lonen en vakbondsvrijheid is nog altijd geen sprake.’
‘In 2013 werd het minimumloon in Bangladesh opgetrokken van 30 naar 53 euro per maand’, vertelt Ceustermans. ‘Maar sindsdien is het niet meer gestegen, terwijl de inflatie wel 12 procent is.’
‘We hebben na de ramp veel goede intenties gezien, maar de werk en leefomstandigheden van de arbeiders zijn nog altijd slecht’, zegt Theuws. ‘Ze werken voor een hongerloon, dus maken ze veel overuren om rond te komen, waardoor hun kinderen vaak moeten stoppen met school om in het huishouden bij te springen. Of de kinderen moeten zelf ergens gaan werken, omdat het gezin anders niet overleeft.’
2. Waarom liggen de minimumlonen zo laag?
Als lagelonenlanden hun minimumloon optrekken, dreigen ze hun concurrentiepositie te verliezen, zegt Theuws. ‘Dat is bijvoorbeeld gebeurd in China, waar intussen redelijkere lonen worden betaald en waar het Westen zijn productie bijgevolg deels terugtrok – al is het nog altijd een groot productieland.’ De productie in Bangladesh nam de jongste jaren sterk toe, maar tegelijk werd Myanmar een populair productieland voor Europese merken, omdat er sinds 2012 gunstige handelsafspraken gelden en de lonen extreem laag zijn. ‘We zien daar nu gewoon dezelfde el lende als in Bangladesh, zij het in nieuwere fabrieksgebouwen.’
3. Zijn goedkope ketens als Primark en H&M de boosdoeners?
Dure kleren betekenen niet dat de arbeiders er goed voor betaald zijn: veel dure merken laten hun kleren in dezelfde fabrieken produceren als de goedkope ketens. ‘Toch is de primarkisering een probleem’, zegt Ceustermans. ‘De strijd om de goedkoopste te zijn blijft maar woeden en zet steeds meer druk op de productiekosten.’
4.
Is het beter om ‘made in Europe’ te kopen?
Nee, zegt Ceustermans. ‘In OostEuropese landen liggen de lonen ook zorgwekkend laag; in Oekraïne is het bijvoorbeeld 89 euro per maand. Bovendien verwijst die “made in Europe” vaak maar naar een klein deel van het productieproces. Je mag het al op je label zetten als dat label er op Europees grondgebied in wordt genaaid – nadat je eerst al je stoffen en kleren in Bangladesh hebt laten produceren.’
5. Kun je als consument dan wel kiezen voor eerlijkere mode?
Zowel Ceustermans als Theuws verwijst goedmenende consumenten graag naar Fair Wear Foundation: ‘Een geloofwaardige samenwerking van ngo’s, vakbonden en modemerken die zich engageren om arbeidsomstandigheden en lonen te verbeteren.’ Merken die erbij aangesloten zijn, verkopen niet per se kleren die eerlijk geproduceerd zijn, maar doen wel reele inspanningen om het lot van hun arbeiders te verbeteren. De lijst van die merken vindt u op Fairwear.org.
Een andere betrouwbare bron is Rankabrand.nl, een organisatie die informatie uitpluist over het ecologische en sociale engagement van merken, en hen op basis daarvan een score toekent.
Een slachtoffer onder het puin van de ingestorte textielfabriek in Bangladesh.