Kanal begint met een knal
Een nonstop openingsweekend, een startexpo met driehonderd kunstwerken in de geest van de voormalige Citroëngarage: het ‘voorproefjaar’ van Kanal steekt fors van wal. ‘Het museum mag niet terugplooien op zichzelf.’
Popup, bijhuis, van bovenaf gedropte satelliet: wat Kanal Centre Pompidou precies gaat worden, blijft een raadsel. De initiatiefnemer, het Brussels Gewest, lanceerde voor het megaproject de harmonicaterm ‘culturele pool’. Het heeft ook de mond vol van ‘coconstructies’ wanneer het de samenwerking met de Parijse cultuurmoloch definieert. Maar voorlopig noemen we Kanal het best een laboratorium, zo blijkt. Op 4 mei begint een dertien maanden durende testcase voor het latere museum van hedendaagse kunst, dat ook een ontmoetingsplek en podiumruimte wil zijn.
Bernard Blistène (61) kwam het openingsweekend en het voorproefjaar in Brussel voorstellen. Hij is directeur van het Musée d’Art Moderne, het kloppende hart van het Centre Pompidou in Parijs. We mogen hem gerust ook het eerste aanspreekpunt noemen voor het toekomstige artistieke profiel van Kanal.
Blistène kent de harde kritiek, zegt hij, en hij verwacht dat de argwaan rond het project nog zal aanwakkeren. ‘Maar ik ken geen enkele culturele instelling die zich zonder slag of stoot op de kaart kon zetten. Te beginnen met Pompidou zelf.’ Blistène pareert ook de stelling dat Ka nal op artistiek vlak volledig naar de pijpen van Parijs danst. ‘Ik ben aangesteld als commissaris van het aanloopprogramma’, zegt hij. ‘Het kwam er op korte tijd en ik zocht zoveel mogelijke Brusselse partners aan. Wiels had geen interesse, Michel Draguet stelde een onrealistisch project voor. Over wat daarna gebeurt, als Kanal in 2023 opent, is het niet aan mij om uitspraken te doen. Alleen dit: Centre Pompidou heeft altijd het samenwerkingsmodel gehuldigd. Ook nu weer in Parijs, waar nieuwe spelers op de proppen komen zoals Lafayette Anticipations en Musée Pinault.’
Lichtgewichtpaviljoen
Het proefjaar neemt het gebouw in zijn brute staat als rode draad: de Citroëngarage als icoonarchitectuur en assemblageruimte.
De locatie inspireerde de keuze van de driehonderd werken voor de openingstentoonstelling. Gezien het gebrek aan klimatisering zijn er geen schilderijen bij. Wel kunst die de metaalplaat als materiaal kiest, van Juan Gris tot Tinguely. In de kantoren zullen Broodthaers, Fischli & Weiss en Jenny Holzer knipogen naar administratie en bureaucratie. Het kenmerkende rood en wit van Citroen zal opduiken in het leveringslokaal, waar designobjecten in één kleur samengebracht worden. Architecturale installaties zullen de centrale werkplaats inpalmen. Zoals het lichtgewichtpaviljoen Pao II van Toyo Ito, of de tropische prefabwoning van Jean Prouvé (zie blz. D7) uit 1953. De werken zijn een voorzet om het te hebben over, respectievelijk, tijdelijke toevluchtsoorden en onze koloniale geschiedenis. Tien kunstenaars die in Brussel wonen en werken maken een opdrachtwerk, meteen de start van de Kanalcollectie.
Blistène is fan van de lichtvoetige aanpak, zegt hij, met humor en flair. De mythe van de automobiel kun je doorprikken, vindt hij. Maar hoe het heden op het verleden leunt, moet je ook ernstig nemen. ‘Het Centre Pompidou is goed in het trekken van vluchtlijnen vanuit een oeuvre of een artiest. Geen werk uit de 21ste eeuw kun je zien zonder een link naar de historische context. Als museumdirecteur vecht ik tegen de amnesie, die de kunstmarkt ons vandaag opdringt. In Kanal zal dat niet anders zijn.’
Mix
De gigantische ruimtes lenen zich tot een multidisciplinaire programmering. Het Kunstenfestivaldesarts trapt in Kanal af met performances en een party. De samenwerking met cultuurbuur Kaaitheater wordt versterkt. Laten volgen coproducties met Flagey, AB en Charleroi Danses. Met La vita nuova werkt de Italiaanse regisseur Romeo Castellucci in november een theaterproject uit met auto’s op de scène.
Blistène spreekt liever niet van een ‘openingsexpo’, maar van een totaalprogramma. Een sterkhouder wordt De filmfabriek, waarvoor regisseur Michel Gondry groepjes van 5 tot 15 personen uitnodigt om een film in te blikken. In blitztempo doorlopen ze alle fases van de creatie, om Kanal buiten te stappen met een dvd op zak. Blistène: ‘Zo mikken we op de mix van publieken. Te mijden is dat alleen de eliteclientèle zich aangesproken voelt, zoals Centre Pompidou ook eerst voelde.’
Ten laatste een jaar voor de start moet Kanal in Brussel een eigen artistiek directeur in huis hebben. Blistène waarschuwt alvast voor een nationalistische reflex. Hij wijst naar Bernard Foccroulle en Gerard Mortier, die grote huizen in Frankrijk leidden. ‘De openheid van dit huis moet internationaal georiënteerd zijn. De vermenging van identiteiten en culturen is altijd het credo geweest van de moderniteit. Het ergste wat Kanal kan overkomen, is dat het terugplooit op zichzelf.’
‘Het is te mijden dat alleen de elite zich aangesproken voelt, zoals Centre Pompidou ook eerst voelde’ BERNARD BLISTÈNE Directeur Musée d’Art Moderne