De Standaard

HET EINDE

-

‘Na mijn dood word ik een paard. Dat is geen grap. De grote Perzische dichter Khayyam schreef dat je voorzichti­g moet zijn dat je geen bloemen vertrapt. Die kunnen ontsproten zijn aan het lichaam van een geliefde die in de grond begraven ligt. Ook ik zal op een dag gras worden waarvan dan een paard komt grazen. Zo word ik terug vlees. Ik zal naar hartenlust galopperen en met grote ogen kijken naar de miljarden sterren in de donkerblau­we hemel.’

‘Je moet je voorstelle­n wat je wil worden, anders word je het niet. Dat is het geheim van het leven. We hebben ook fictie nodig, want zonder is ons lijden ondraaglij­k. Daarom bedachten de christenen Jezus en riep Mohammed de bijzonder mooie fictie van Allah in het leven. Het geldt evengoed voor Einstein met zijn E=mc². Over vijftig jaar vinden wetenschap­pers dat misschien nonsens, maar op dit moment heeft Einsteins fictie betekenis.’

‘Het is een schakel in het grote proces van de natuur. Sinds de big bang vragen de sterren, de zon en de zeeën zich af: “Wie ben ik?”, “Waar kom ik vandaan?”. Om antwoorden te vinden creëerde de natuur de mens, het slimste en gevoeligst­e stukje van zichzelf. Dankzij iemand als Galilei weet de aarde dat ze draait, dankzij Pasteur dat ze bestaat uit bacteriën. De mens wordt dus niet geboren om te vrijen en te drinken. Dat mag natuurlijk, maar er is zoveel meer aan de hand.’

‘Kader Abdolah is een van die miljarden ikken die de natuur voortbrach­t om mee te zoeken naar antwoorden. Zijn plicht was om zijn taal te veranderen en met dat vochtige idioom uit de Lage Landen schoonheid te creëren. Hij heeft dat geprobeerd en nu is het stilaan aan de volgende. Als je deze helikopter­visie op het leven hebt, ben je niet bang om te sterven. De dag dat er een oude, ervaren kraai neerstrijk­t en mij zegt: “Kom, Kader, we gaan!” zal ik zeggen: “Natuurlijk. Feest!”’

‘Waarna ik omval als een boom. Gewoon boem, ergens op straat. Zo zijn alle mannen in mijn familie doodgegaan. Ze behoorden tot onze rijke, culturele familie en liggen begraven in de groene heuvels rond mijn geboortest­ad Arak. In mijn jeugd was daar niets behalve een moskee, een bazaar en een begraafpla­ats. Die laatste was de mooiste plek die we hadden. Elke donderdaga­vond trokken we er met duizenden naartoe. Mensen rolden er tapijten uit naast de graven van hun dierbaren en stalden lekkernije­n uit. Ze lachten en ze huilden. Wij, jonge mensen, profiteerd­en er van een enorme vrijheid. In onze strenge stad leefden we strikt gescheiden van de meisjes, maar in de (1954), werd geboren in Arak (Iran) en vestigde zich in 1988 in Nederland. Hij schreef onder meer de romans ‘Spijkersch­rift’ en ‘Het huis van de moskee’. drukte van de begraafpla­ats konden we hun hand vasthouden of hen zachte woordjes toefluiste­ren.’

‘Toen ik nog maar een jaar of zes was, trilde ik voor de dood omdat ik religieus werd opgevoed met het idee van hel en zonde. Misschien is mijn huidige aanvaardin­g van het sterven wel mijn antwoord op die kinderlijk­e angst. Op een bizarre manier heeft de dood me ook kracht gegeven. Het is een van de redenen waarom ik schrijf. Mijn neef Djawad is begin jaren tachtig geëxecutee­rd omdat hij een manuscript van mij in zijn bezit had dat zich uitsprak tegen het regime. Ook mijn pseudoniem verwijst naar terechtges­telde kameraden: Kader en Abdolah. Allemaal liggen ze begraven, maar ik wist te ontsnappen. Hoe kan ik dat ooit goedmaken? Ik werk hard om al schrijvend betekenis te geven aan de dingen. Maar mezelf helemaal in evenwicht brengen, lukt waarschijn­lijk nooit.’

‘Een andere dood die ik nooit zal kunnen verwerken, is die van mijn vader vijftien jaar geleden. Hij was een doofstomme arbeider en ik, zijn zoon, was zijn held. Maar ik liet hem in de steek. Het was mijn grootste wens om hem terug te zien, maar dat gunde het leven me niet. Ik troost me wel met de gedachte dat ik binnenkort terugga naar huis. Dat is nu mijn sterkste verlangen.’

‘Rond mijn 55ste was ik zelf verrast door hoe urgent die gedachte werd. Ik uitte ze tegen mijn jongste dochter. In de Perzische traditie moet de oudste zoon de vader ter aarde bestellen, maar ik heb geen zoon en mijn oudste dochter is niet het type om doden te behandelen. Mijn jongste is stoerder. Ik greep haar bij de arm en zei: “Als ik hier sterf, breng je me terug.” Ik hoef geen ceremonie in Nederland. Mijn vrouw begrijpt dat het een absoluut recht is te weten hoe en waar je begraven zult worden. Het is overigens het enige wat ik ooit van mijn gezin heb geëist.’

‘Ik wil nooit in een kist in de vochtige, Nederlands­e grond komen te liggen, want dan kan ik niet terugkeren naar de warme aarde. Mijn dochter moet me volgens de Perzische dodentradi­tie in een wit doek wikkelen, me op mijn zij in mijn heuvelgraf leggen en, als ze durft, het doek voor mijn gezicht wegnemen. Zo lig ik direct in die warme aarde. De paarden zullen langs draven, de mooie meisjes zullen er saffraan komen plukken. Snap je nu waarom ik zag dat mijn dood een feest zal zijn? Ik zal mijn dochters en vrouw enorm missen, maar ik ga terug naar huis. Eindelijk.’

Opgetekend door Katrien Steyaert

‘Mijn vader was een doofstomme arbeider en ik, zijn zoon, was zijn held. Maar ik liet hem in de steek’

 ?? © JeRoen Murré ??
© JeRoen Murré

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium