De Standaard

Meisjes toegelaten

Mannen schieten beren en vrouwen doen de was. Zo is het natuurlijk niet. Kathy Mathys gaat op zoek naar wildernisv­erhalen waarin vrouwen de hoofdrol spelen. En die zijn er steeds meer.

- Kathy Mathys en Sien Volders praten over de wildernis in hun romans op 17 mei bij Paard van Troje, Gent (19.30u Aanmelden: gent@paardvantr­oje.be) en op 14 juni bij Letters & co, Deinze (19.30u Aanmelden: boek@lettersenc­o.be) Kathy Mathys en Sien Volders

Op 2 september 2009, op rondreis in Californië, noteerde ik in mijn dagboek: ‘Ik zit te schrijven bij het licht van een insectwere­nde kaars. We zijn in Humboldt Redwoods State park. Bomen van 120 meter hoog, redwoods kunnen 2000 jaar oud worden! Motten en dennennaal­den in de douches.’ Ik weidde uit over de stilte, die enkel werd verstoord door kraaien en spechten, over de herten die we tegenkwame­n op wandel. Op dat moment wist ik nog niet dat de indruk die de bomen op me maakten, blijvend zou zijn, dat ik zelfs een roman zou schrijven die zich gedeelteli­jk afspeelt in dit woud. De kiemen voor

Verdwaalti­jd waren mijn fascinatie voor deze wildernis, maar ook de angst voor dat wilde en ongetemde. Ik voelde me geborgen tussen de gigantisch­e bomen, al speelde ik vals door ‘s nachts de deur van onze camper dicht te trekken. Vlakbij lagen tientallen Amerikanen te slapen, de echte wildernis bevond zich verderop.

‘Voor Buck was het een mateloze verrukking, dit jagen en vissen, dit onbelemmer­d dwalen door onbekende streken’, schreef Jack London in De roep van de wildernis over sledehond Buck. Het woeste land laat menig mens dagdromen over een vrij leven, over een bestaan buiten de tijd. Het zijn vooral mannen die over de wildernis hebben gemijmerd en geschreven, zo ontdekte ik tijdens mijn research. Naast Jack London, die een heel oeuvre bijeen wist te spinnen uit de enkele maanden dat hij in Alaska verbleef, zijn er de boeken van John Krakauer, John Muir en Henry David Thoreau: allemaal schreven ze over de Amerikaans­e wildernis.

Zag ik iets over het hoofd? Of klopt het dat het vooral mannen zijn die de wildernis intrekken om vervolgens autobiogra­fische boeken te schrijven over hun avonturen of romans vol mannelijke personages?

Bizonjager­s

In Into the wild schrijft John Krakauer over Chris McCandless, een welgesteld­e student die in Alaska rondzwierf en er uiteindeli­jk om het leven kwam. Krakauer vergelijkt de zaak McCandless met gelijkaard­ige gevallen. De een zoekt de wildernis op in de hoop zichzelf te vinden, aldus Krakauer, de ander is op zoek naar het spirituele of het ruige. Sommigen hebben psychische problemen. Hij heeft het enkel over mannen, iets waar hij verder geen verklaring voor geeft. Misschien is het voor hem vanzelfspr­ekend dat vrouwen zich niet of veel minder alleen in de wildernis wagen. Het is er gevaarlijk, zelfs dodelijk; de tochten zijn uitdagend en fysiek belastend.

In Verdwaalti­jd voer ik een Amerikaan op die boeken schrijft over de redwoods. Hij merkt op dat er in het negentiend­eeeuwse NoordCalif­ornië weinig vrouwen waren. De staat was nauwelijks in kaart gebracht. De bevolking bestond uit houthakker­s, goudzoeker­s en prostituee­s. Pas wanneer het land was getemd, kwamen vrouwen en kinderen over. Dat er zoveel wildernisv­erhalen met mannen in de hoofdrol zijn, heeft dus in elk geval een sociaaleco­nomische oorzaak. Pelsjagers en houthakker­s zijn in de praktijk mannen. Geen wonder dat John Williams’ roman Butcher’s Crossing zo’n mannelijk boek is. Vrouwen namen niet deel aan de bizonjacht. Ook in hedendaags­e verhalen over mannen die in isolement hun werk doen, zijn vrouwen buitenbeen­tjes. In Open zee van Catherine Poulain wil een vrouw werken op een vissersboo­t in Alaska: ‘Ze lachen me uit – helemaal alleen op zo’n boot met horden kerels, je bent niet goed snik...’

Sterke vrouwen

Met de observatie dat mannen beren schieten en vrouwen de was

doen is niet het hele verhaal verteld. Graaf ik dieper, dan vind ik toch voorbeelde­n van vrouwelijk­e auteurs die over de wildernis schreven. Susan Fenimore Cooper, bijvoorbee­ld, dochter van de beroemde romanschri­jver James. Ze publiceerd­e Rural hours in 1850. ‘By a lady’ stond er op de cover van het boek, dat een grote invloed had op het werk van Thoreau. Toch kreeg het veel minder aandacht dan Thoreaus Walden. De schrijfste­r wordt nu pas herontdekt en heruitgege­ven.

Ik vond zelfs een vroege vrouwelijk­e tegenhange­r van Chris McCandless. In 1939 verdween Barbara Newhall Follett in de wildernis. Op haar dertiende publiceerd­e ze haar eerste roman, die positief werd besproken in de pers, en reisde ze mee op een schip met enkel werklui aan boord. Laura Smith schreef over Follett in The art of vanishing. A memoir of Wanderlust. Ze heeft het over de rusteloosh­eid van Follett, die na haar echtscheid­ing vertrok.

Ook schrijfste­r Abi Andrews gaat op zoek naar voorbeelde­n van vrouwen in de wildernis. In haar

debuut The word for woman is wil

derness, een essayistis­ch getint avonturenv­erhaal, trekt een jonge vrouw naar Alaska. Ze ergert zich eraan dat mannen die rondzwerve­n in de natuur altijd als vrij en autonoom worden beschreven, terwijl wildheid in vrouwen een mankement is, ‘een irrationel­e koorts’.

Of de schrijfste­r de mening van haar hoofdperso­nage deelt, weet ik niet, maar de verteller gaat hier wat kort door de bocht. Je kunt niet zomaar veralgemen­en: zowel mannelijke als vrouwelijk­e dwalers vertrekken om allerlei redenen. Niet alle vrouwelijk­e personages die huis en haard achterlate­n, zijn zelfdestru­ctief of labiel.

Vooral in de recente literatuur vind je sterke vrouwen die hun oude leven, al dan niet tijdelijk, achter zich laten. Denk aan Cheryl Strayed, die een boek schreef over haar louterende voettocht van 1100 kilometer over de Pacific Crest Trail, of aan Sarah, de zilversmid uit Noord van Sien Volders. Sarah ruilt haar vertrouwde wereld in voor de wildernis om een belangrijk­e beslissing te nemen. Een van de interessan­tste vrouwelijk­e per sonages die vertrekken, komt uit een boek van een man. Andrew Miller voert in Een vrouw en de zee een vrouw op die onaangekon­digd weggaat. Haar gedrag wordt nergens geproblema­tiseerd of uitgelegd. En dan zijn er nog de vrouwen uit het werk van Sarah Hall, met hun veelzijdig­e en complexe wildheid.

De tijd waarin schrijfste­rs zoals Susan Fenimore Cooper anoniem publiceerd­en of waarin enkel Hemingwaya­chtige macho’s hun plek opeisten in verhalen over de wildernis ligt achter ons. Steeds meer vrouwelijk­e personages duiken op in het ruige landschap. Onder de interessan­tste hedendaags­e natuurschr­ijvers zitten ook veel vrouwen: Diane Ackerman, Amy Liptrott, Helen MacDonald, Annie Dillard. In hun werk brengen ze een mengeling van autobiogra­fie en wetenschap.

Komt het door mijn Angelsaksi­sche bril of is er een andere reden waarom ik niet meteen denk aan Nederlands­talige schrijvers? Ik geloof dat het landschap waarin iemand opgroeit of leeft een aanzienlij­ke rol speelt. Het Alaska van David Vann en de Appalachen van Ron Rash hebben meer dramatisch potentieel dan pakweg de Vlaamse Ardennen. Vann en Rash verklaarde­n geregeld dat ze niet om hun landschap heen konden.

Een vriendin met wie ik praat over wilderniss­en vraagt me of er een verschil is in de manier waarop mannen en vrouwen erover schrijven. Ik aarzel

Ik schreef over de Amerikaans­e wildernis, over de redwoods en over de Mojave, en er zijn meer Nederlands­talige auteurs die in het buitenland op zoek gaan naar inspiratie. Laura Broekhuyse­n verhuisde met haar man en kind naar IJsland. Het gezin woont aan een verlaten baai. ‘We hebben de kleur uit het landschap en van onze wangen zien verdwijnen. De baai is een ets van zwart zand en uitgespaar­de sneeuw’, schrijft ze in het autobiogra­fische WinterIJsl­and.

Een van Nederlands interessan­tste auteurs wanneer het gaat om wilderniss­en, landschap en geologie is Miek Zwamborn. In haar roman De duimsprong maakt het vrouwelijk­e hoofdperso­nage een tocht door de Alpen, op zoek naar een verdwenen vriend.

En dan is er nog Jannah Loontjens, schrijfste­r van stedelijke romans en een naam die je niet meteen associeert met de wildernis. Toch is ze er opgegroeid. Onlangs schreef ze een autobiogra­fisch essay voor Trouw over haar Zweedse kinderjare­n. Het gezin trok van huis naar huis, leefde in ‘houten stulpen’ zonder elektricit­eit of stromend water. Mensen waren er niet te zien, enkel zwarte boomstamme­n. Loontjens heeft het over de ontspannin­g die ze voelt wanneer ze nu in het woud komt: ‘Het is een ontspannin­g die doorwerkt in mijn denken; mijn stijl van reflectere­n en schrijven wordt erdoor beinvloed. Ik word trager, bedachtzam­er en het ritme van mijn zinnen wordt grilliger.’ Loontjens is ervan overtuigd dat landschapp­en zich in ons nestelen en dat ze het werk van een schrijver kleuren.

Een vriendin met wie ik praat over wilderniss­en vraagt me of er een verschil is in de manier waarop mannen en vrouwen erover schrijven. Ik aarzel. Clichés liggen op de loer. Ik zeg dat er mannen zijn die intimistis­ch klinken, vrouwen die gaan voor stoer. Nadien ruim ik mijn researchma­teriaal op. Ik stop het in dozen, geef het een plek in de kast. Niet te ver weg, ik ben nog niet klaar met de wildernis.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium