Achter de schone schijn in Berlijn
DIRK KURBJUWEIT Adjuncthoofdredacteur van het Duitse weekblad ‘Der Spiegel. In ‘Ganz unten’ schrijft hij maandelijks over Duitsland.
Wellicht had Chris Dercon geen flauw idee waaraan hij begon. Wellicht heeft niemand hem ooit gezegd hoe Berlijn echt is, hoe de Berlijner echt is, vooral dan de Berlijnse politicus. Een hippe metropool, moet hij gedacht hebben, dol op al wat nieuw is, ongewoon, groot. Dus aanvaardde hij het directeurschap van de Volksbühne. Het was de vergissing van zijn leven. Na amper acht maanden heeft hij ontslag genomen (DS 14 april).
Het ís ook moeilijk om deze stad te begrijpen, niet alleen voor een Belg als Dercon, ook voor een Duitser. Megalomanie en provincialiteit of onprofessionaliteit leven er in een vreemd huwelijk.
Ik hou van Berlijn, laat dat duidelijk zijn. Ik ben er opgegroeid, was een Berlijnse knaap eind jaren zestig en begin jaren zeventig, sinds 1999 woon ik er opnieuw. Het hoekige en chagrijnige van de Berlijner kan ik goed verdragen (ik ben inmiddels misschien zelf zo), maar ik zou op café nooit met Berlijners naar een match van de voetbalclub Hertha BSC kijken. Ze zijn constant aan het zagen, zelfs als Hertha goed speelt, wat niet zo vaak voorkomt.
Dansen, dansen, dansen
Grill Royal in de Friedrichstrasse is als een avond op het wereldtoneel, met veel te dure steaks, acteurs, politici, tlarmaturen in de vorm van vagina’s aan de muren. Daarna gaat het naar bar Tausend, ’s ochtends wordt er voortgedaan in Berghain (dan ben ik er niet meer bij). En maar dansen, dansen, dansen. Mensen komen van Buenos Aires, Tel Aviv, New York, Londen of Brussel, feesten, gebruiken drugs en strompelen op zondagavond met zeer grote of zeer kleine ogen de vliegtuigen binnen die hen naar huis brengen.
Maar dat is slechts de buitenkant. Berlijn is niet echt een grootstad, meer een middelgrote. De politieke elite zit meestal stevig in de westelijke districten verankerd, in Charlottenburg, Spandau, Zehlendorf. Het zijn districten die op zichzelf bijna onafhankelijke steden zijn van gemiddelde omvang, zoals Bochum, Wuppertal of Osnabrück. Daar gaat het er net zo aan toe: klein denken, kleine politiek. Vervolgens wordt dat dan op de hele stad toegepast. De burgemeester, Michael Müller, een sociaaldemocraat, is zo een typisch gewas van deze biotoop.
Paardenhoofd
Grootsteden pakken graag uit met grootse architectuur, kijk naar Parijs, kijk naar Londen. Sinds de Potsdamer Platz af is, heeft Berlijn niets meer gedaan. Ja, Berlijn bouwt zijn stadskasteel opnieuw, dat ooit de Pruisische koningen huisvestte, in de Tweede Wereldoorlog schade opliep en door de DDR werd afgebroken. Is het mooi? Nee. Heeft het de tijdgenoot iets te vertellen over zijn tijd? Ook niet. Waarom heb je het dan nodig? Tja.
Het meest spectaculaire gebouw van Berlijn kun je niet eens herkennen. Dat is de DZbank bij de Brandenburger Tor, gebouwd door Frank O. Gehry. Hij moest met zo veel voorwaarden rekening houden dat hij alleen maar een gladde gevel met grote ramen kon creëren. Geen kat merkt het op. Gehry heeft zijn kunst, zijn wilde stijl, naar binnen moeten verplaatsen. Mocht ik ooit gedurfde ideeën nodig hebben, ik ga naar de DZ Bank en druk mijn neus op de ramen. Dan zie ik een congrescentrum in de vorm van een gigantisch paardenhoofd. Dat inspireert mij. Van dat soort architectuur is er veel te weinig in Berlijn.
De grote B
Berlijners zijn behoorlijk megalomaan. Berlijn was de hoofdstad van Pruisen, de hoofdstad van het Duitse Rijk, daarna de frontstad van de Koude Oorlog. Toen we kinderen waren, kon het mijn zussen en mij niet schelen dat onze ouders met burgerautootjes reden, Volkswagen of Opel. Wat voor ons telde, was de grote B op de nummerplaat. Wanneer we op vakantie waren in Beieren of aan de Noordzee, zagen we de gefascineerde blikken van de andere kinderen. We beeldden ons in dat Leonid Brezjnev in eigen persoon op onze ruggen een doelwit had geschilderd voor zijn middellange af standsraketten met meervoudige kernkoppen. We waren de helden van een oorlog die nooit werd gevoerd.
Toentertijd heeft er zich een zeker gebrek aan verantwoordelijkheidszin genesteld. De stad Berlijn is er altijd van uitgegaan dat anderen haar zouden helpen, vroeger de Amerikanen, nu, als hoofdstad van Duitsland, de federale overheid. Je kunt iets riskeren, want de anderen zullen het puin wel ruimen als het fout gaat. En er gaat veel fout.
Eind 2011 kocht ik een huis in het zuiden van Berlijn. Het zat me niet lekker dat het aan de rand van de geluidszone van de nieuwe nationale luchthaven BER zou komen te liggen. Die zou op 1 juli 2012 opengaan. Precies op die dag zijn we naar ons nieuwe huis verhuisd. Op 2 juli: stilte. Op 3 juli: stilte. Op 28 april 2018: nog steeds stilte. Of deze luchthaven ooit in gebruik zal worden genomen? Het staat in de sterren geschreven.
De Berlijnse politici hebben het luchthavenproject niet in handen gegeven van een ervaren bedrijf. Ze wilden het zelf doen en hebben zich vertild aan de complexiteit die eigen is aan dat soort constructies, vooral aan de rookafvoer en sprinklerinstallaties.
Gerecycleerde ideetjes
Toen Chris Dercon het aanbod kreeg om de Volksbühne te leiden, werd hij enthousiast van het idee om in de hangars van de verlaten luchthaven van Tempelhof Airport te spelen. Zijn megalomanie haakte mooi in op die van de stad: ‘De Turbine Hall van Tate Modern is groot, maar die hangars zijn nog veel groter,’ zei hij aan de Süddeutsche Zeitung. Hij wilde het compleet anders aanpakken en had niet verwacht dat deze stad in wezen conservatief is.
Al meer dan twintig jaar houden we ervan om de zes uur durende uitvoeringen door de voormalige directeur van de Volksbühne, Frank Castorf, uit te zitten, tot we er een stijve kont van krijgen. We krijgen maar niet genoeg van zijn eindeloos gerecycleerde regieideetjes. Dercon had dat niet in de gaten. Hij ging ermee akkoord om het bestuursmandaat over te nemen zonder een sluitend financieringsconcept in handen te hebben. Zelfs bij hem gingen megalomanie en onprofessionaliteit hand in hand. Paradoxaal genoeg is Dercon in Berlijn mislukt omdat hij zich als een Berlijner heeft gedragen.
Berlijn is er altijd van uitgegaan dat het iets kon riskeren, want de anderen zouden het puin ruimen als het fout ging. En er gaat veel fout