Kunst in een nieuwe dimensie
Het belangrijkste kunstwerk in het jaar nul van Kanal? De Citroëngarage zelf. Uit Parijs is ook een fijne vloot kunst overgekomen. In een speelse popup flirt ze met bandwerk, industriële architectuur en de stad.
Kanal Centre Pompidou, het omstreden prestigeproject van het Brussels Gewest, steekt dit weekend van wal. Het begint aan een ‘voorproefjaar’: dertien maanden waarin de rekbaarheid van het toekomstige museumbegrip uitgetest worden.
De entree via de Akenkaai zet meteen de toon. De voormalige autowerkplaats is omgetoverd tot ontvangsthal, met de roestvrije installatie van Jean Tinguely en een gigantische neonsculptuur van Pascale Marthine Tayou als blikvangers. Een miniamfitheater, een foodstreet market en een shop boorden de ruimte af. Wat verder staan zitbanken van Franz West in het gelid, die ooit hun première beleefden in Jan Hoets Documenta. Ze wachten op publiek voor een performance of voorstelling.
Kanal, zoveel is duidelijk, wil geen traditioneel museum zijn. Het vermomt zich als een popupcultuurstad en een laboratorium, waarin exporuimtes, cinemaboxen, hangplekken, podia, ateliers en een centrum voor architectuur samenklitten. Alles ademt een informele sfeer. Hier kijken geen zaalwachters je op de vingers maar maken ‘mediatoren’ je wegwijs, in overalls die naar de autoindustrie knipogen.
Hellingbaan
De voormalige Citroëngarage, industrieel bouwwerk in staal, glas en beton, is de hoofdtroef. Ze is immens groot en verrassend veelzijdig. Ooit was dit een van de grootste garages in Europa, met showroom, herstelplaats en kantoorvleugel. In de glorietijd werkte er achthonderd man personeel.
De transparante toonzaal was in de jaren 30 een attractie, maar bleef niet zo lang een monumentale vitrine. In 1958 kwam er een stalen structuur in, die het mogelijk maakte auto’s tot vijf hoog te
stockeren. Een goed bewaard geheim is de hangarachtige achterbouw, 200 meter diep, waar de hellingbaan van de garage dwars doorheen loopt. Het publiek wordt uitgenodigd om dit parcours af te wandelen en te verdwalen in de voormalige werkruimtes. Tot onder het zaagtanddak, de piano nobile van Kanal, waar de stad vlakbij trilt en je 16 meter hoog langs het kanaal lijkt te flaneren.
Het Centre Pompidou, eerste partner voor dit voorproefjaar, heeft hier vijf lichtvoetige bouwwerken uitgestald. Station to
station, zo heet deze sectie van de openingspresentatie. De paviljoenen, waaronder golvende computerarchitectuur van Ross Lovegrove en een Maison coloniale van Jean Prouvé, roepen een waaier aan thema’s op. Intiem en poëtisch is de lichte tent van Toyo Ito. Op deze plek, boven de vultrechter van de garage, lijkt ze als schuilplaats boven de gekte van de hedendaagse metropool te zweven.
Geen enkele plek is onbenut gelaten. Origineel is de opstelling in de voormalige burelen. Je vindt er kunst die dolt met bureaucratie en administratie. Zoals de kortfilm Audelà de cette limite, die hier een kruising vormt tussen werkelijkheid en verbeelding. Meubelen die zich sculpturen wanen, kunst met fichebakken, videobeelden die de codes kraken van marketing en publiciteit: in deze banale kantoren komen ze tot leven. Ze krijgen een extra dimensie, anders dan in de klassie ke white cubes van musea: de alledaagsheid die ze oproepen, is gewoon al alomtegenwoordig.
De meest emblematische plek van Kanal, de showroom, krijgt de minst toegankelijke kunst. De groezelige parkeergarages zoomen in op minimale sculpturen van Dan Flavin, Sol LeWitt of Carl André: hoe ze de ruimte transformeren en omgekeerd. Maar Kanal wil kunst niet consacreren. Het zweert net bij de combinatie van het populaire en het geleerde, bij kunst én cultuur, zegt commissaris Bernard Blistène. ‘Een populaire én hedendaagse plek zijn: dat is wat het Centre Pompidou ooit zelf initieerde.’
Museale ambities heeft de sectie in de voormalige koetswerkafdeling. Je vindt er uitsluitend werken in metaalplaat: historisch kubisme, speelse kinetische werken van Alexander Calder en aanverwanten, in de spuitcabines zelfs een verhakkelde sculptuur van John Chamberlain en een gecomprimeerde Ricard van César. Twee werken die aan autowrakken doen denken.
‘Kanal brut’, zoals de werktitel van het proefjaar luidt, heeft een hoog popupgehalte, maar haalt ook een vloot aan hoogwaardige kunst naar Brussel. De ruwe basisinfrastructuur schept licht en ruimte, ze haalt ook het contact aan met de stad en met het trottoir. Daarnaast scherpt de geschiedenis van de Citroëngarage de verbeelding: van expomakers en van Brusselse kunstenaars die werk in opdracht maakten. Kanal is niet de voorspelde invasie van Centre Pompidou, maar een genereus gebaar. Zijn start heeft het alvast niet gemist.
Openingsweekend Kanal Centre Pompidou 5>6/5. Expo’s tot 10/6/2019.
Kanal vermomt zich als een popupcultuurstad en een laboratorium, waarin exporuimtes, cinemaboxen, hangplekken, podia, ateliers en een centrum voor architectuur samenklitten