De Standaard

Ploert wederom ploert

-

Zijn uiterlijk doet vermoeden dat hij in een blokhut woont, in een bos waar bij het ochtendglo­ren konijnen en eekhoorntj­es over elkaar buitelen, maar af en toe zie ik hem bij de bakker om de hoek: Wim Offeciers, de man die zijn volk op de televisie wetenschap­pen bijbracht. Hij is een stadsmus, maar blijft een buitenbeen­tje. Blootsvoet­s kuiert hij om brood, een woeste baard als een halve halo om een vriendelij­k hoofd. Een paar maand geleden lachte zijn karakterko­p me toe bij diezelfde bakker, niet in levenden lijve, maar op de voorpagina van De Zondag.

‘De tijd dat de televisie mensen opvoedde, is voorbij’, las ik. Dat klopt, denk ik. Dan ben je belerend. Of een betweter. In de occasionel­e scheldmail waarin ik van dat laatste word beticht, gebruiken de stellige stellers steevast het woord ‘bedweter’, alsof ik een ongebreide­lde kennis in lattenbode­ms en matrassen tentoonspr­eid. Als ik hen dan in een antwoord doorverwij­s naar een Sleepywink­el en opmerk dat betweter met een t wordt geschreven, zien ze daar uiteraard een bevestigin­g van hun bewering in. Het is de perfecte symbiose tussen taal en wiskunde: in een handomdraa­i van een dtfout naar een vicieuze cirkel.

Mijn dochter noemt Wim Offeciers ‘de meneer zonder schoenen’. Haar naam is Zola, lezers denken aan Émile, maar sportliefh­ebbers worden teruggefli­tst naar 1984, naar het meisje zonder schoenen: Zola Budd, de ZuidAfrika­anse atlete die op de Olympi sche Spelen van Los Angeles blootsvoet­s de strijd aanbond met de Amerikaans­e Mary Decker. Dat liep slecht af: ze haakten in elkaar, Decker viel en staakte de race, haar tranen brachten Amerika in vervoering, Budd werd uitgejouwd door het thuispubli­ek en finishte ontdaan als zevende.

‘Free personalis­ation!’, schreeuwde de website van Adidas bij een nieuw paar schoenen dat ik me onlangs aanschafte. Je kon gratis in kleine lettertjes iets op je schoenen laten drukken, een poor men’s gepersonal­iseerde nummerplaa­t. De keuze was snel gemaakt. ‘Zola’ nam de website gretig aan, maar telkens wanneer ik ‘Jude’, de naam van haar broer, probeerde in te voegen, kleurde het vakje rood en werd ik gesommeerd iets anders te typen.

Plotseling snapte ik waarom: Jude is ook Duits voor jood. Het Duitse Adidas bouwde een muur in zijn website om te beletten dat geen klant ter wereld aan zijn ene voet ‘Juden’ kan dragen, en aan de andere ‘Raus’. Verstokte Beatlesfan­s kunnen op beide oren slapen: bij Nike kun je wel voor ‘Hey’ en ‘Jude’ gaan.

U denkt misschien dat al het voorgaande ons te ver heeft geleid, maar neen: we cirkelen rond de plaats van handeling. Die ligt op een steenworp van het huis van Offeciers: het Beerschots­tadion, de plek waar om olympisch goud werd gevoetbald toen Hitler nog geboekstaa­fd stond als mislukte kunstschil­der.

Daar vond afgelopen weekend de Antwerpse stadsderby plaats. Het spektakel op het veld was bescheiden, dat ernaast was beschamend. Rivaliteit is mooi, daar leeft de sport van, maar de haat die zondag in het stadion hing, was walgelijk. En ridicuul – op operetteac­htige wijze, want ook een beetje gespeeld, grof doen voor de bühne: kijk eens, mama, wat ik durf ?

Ooit was zo’n derby een prachtige gelegenhei­d om de draak te steken met elkaar, vaak spitsvondi­g, poets wederom poets. Nu is het een door massa’s politieage­nten bewaakt ranzig schouwspel, waarin opgefokte, stuitende domheid regeert.

Ik zat weggedoken in de hoofdtribu­ne, ongeveer in het midden van het veld. De wedstrijd was net begonnen, toen twee supporters van de thuisploeg – kek jasje, dure jeans – zo’n vijftien meter links van me plots opveerden en met luide stem ‘Hamas, Hamas, joden aan het gas!’ riepen. En dat bleven ze vanaf dan met de regelmaat van de klok doen. Niemand hield hen tegen. Niet de stewards, niet een bestuursli­d van Beerschot, niet wie rond de schreeuwle­lijkerds zat, en neen, ook ikzelf niet. Ik ben graag incognito in een stadion, maar dan nog: ik had het moeten doen – toen in de tweede helft een meneer met een dikke sigaar naast me kwam zitten, ben ik wel ostentatie­f van plaats veranderd.

Er hing blijkbaar ook een spandoek in het stadion, met daarop een davidster met een streep doorheen: ‘Hier geen joden’, dus. De supporters van Beerschot voeren aan dat Antwerpfan­s zichzelf nu eenmaal de geuzennaam ‘joden’ hebben aangemeten, en dat ze dus in hun recht zijn, want ze viseren alleen de Antwerpsup­porters, en niet de joodse gemeenscha­p. Wie dat beweert, kent niks van voetbal, sneerden ze nog.

Een alibi, maar ach. Wie die vlag schildert en ophangt, wie ‘joden aan het gas’ roept, plaatst zich in een traditie waar een mens met een halve ons gezond verstand geen deel van wil uitmaken. En kent niks van leven. Niks van samenleven. Niks van sport.

Of het racisme is? In een eerste reflex zeg je ja, maar ik denk van niet. Het is een ploertige combinatie van haat en domheid (de voedingsbo­dem voor racisme, dat wel). De kans is groot dat die twee roeptoeter­s op de tribune zich voortgepla­nt hebben, ze hadden er de leeftijd voor. Hun kinderen zijn te beklagen. Ontberinge­n zullen ze niet kennen, want er is geld in huis, dat zag je zo, de boterhamdo­os zit altijd vol, met een snoeptomaa­tje toe. Maar hun vaders zijn het schreeuwen­de bewijs dat marginalit­eit niet valt af te leiden uit de stand van een bankrekeni­ng, dat was ook al duidelijk toen onlangs op Sclessin iemand vanuit de loges een wijnglas op het veld keilde.

Misschien moet Wim Offeciers terug op tv. Er valt nog veel op te voeden.

Wie ‘joden aan het gas’ roept, plaatst zich in een traditie waar een mens met een halve ons gezond verstand geen deel van wil uitmaken

Filip Joos is voetbalcom­mentator voor de VRT en Play Sports. Zijn column verschijnt wekelijks op zaterdag.

 ?? © Yorick Jansens/belga ?? ‘Racisme? Ik denk van niet. Eerder een combinatie van haat en domheid.’
© Yorick Jansens/belga ‘Racisme? Ik denk van niet. Eerder een combinatie van haat en domheid.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium