Verstedelijking doet dieren krimpen
In de stad blijft warmte langer hangen dan op het platteland. Dat is niet alleen vervelend voor stadsbewoners die daardoor de slaap moeilijker kunnen vatten, maar ook voor dieren die in de stad leven. Een hogere temperatuur betekent immers hogere stofwisselingskosten.
Diverse diersoorten voorkomen oververhitting door in de stad hun afmetingen aan te passen, meldt een team van overwegend Belgische ecologen vandaag in Nature: ze zijn er kleiner dan op het land, omdat een klein lijf makkelijker omgaat met de gemiddeld anderhalve graad hogere temperatuur.
Onder leiding van Thomas Merckx (UC Louvain) maten ecologen van vier Belgische universiteiten en van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschap pen 95.000 ongewervelde dieren, behorend tot 702 soorten, van watervlooien over spinnen, kevers en torren tot vlinders. Daaruit bleek dat in de steden over het algemeen kleinere soorten leven dan daarbuiten. Dat in de stad kleinere insecten rondvliegen, heeft gevolgen, zegt Merckx. ‘De kruisspin bouwt in de stad bijvoorbeeld webben met een hogere densiteit dan op het platteland: daarmee kunnen kleinere prooien gevangen worden.’
Uitzondering op de regel zijn vlinders en sprinkhanen: die zijn juist groter in de stad. Merckx denkt dat het komt doordat bij die groepen de grootste soorten mobieler zijn en zich makkelijker verplaatsen tussen de versnipperde leefgebieden in de stad. (hvde)