Claire Messud over meisjes en vriendschap
Sinds haar meesterstuk De kinderen van de keizer wordt Claire Messud geroemd om haar intelligentie en intuïtie. Die laatste geeft ze meer dan ooit ruimte in haar nieuwste roman, Meisje in brand. ‘Hoe ouder ik word, hoe meer ik het leven als mysterieus er
‘Dit is één grote traktatie.’ Ze wijst naar de Cobrakunst aan de muur van het stijlvolle hotel en naar de zonovergoten Amsterdamse grachten. Straks mag ze nog doorreizen naar Parijs en Lyon, glimlacht ze. Dankbaarheid is een van Claire Messuds innemende karaktertrekken. Bedachtzaamheid ook. ‘Een van mijn ambities was om een soort kinderboek voor volwassenen te schrijven’, zegt ze na enig nadenken. ‘Het soort waarin je je als lezer gooit zoals je dat als kind deed: zonder terughoudendheid. Ik vond zulke leeservaringen altijd erg betekenisvol.’
Gaf u ‘Meisje in brand’ daarom iets sprookjesachtigs? Julia en Cassie, uw hoofdpersonages, gaan het bos in op zoek naar een ver laten gesticht.
‘Sprookjes zijn een veilige eerste kennis making met het gevaar en het kwaad. Met mijn kinderen herlas ik onlangs Griekse mythes en ik zag hoe hun verbeelding aan de slag ging met de weinige informatie die deze teksten hen geven. In twee zinnen zit soms een heel verhaal. In Meisje in brand bedien ik me bewust van korte scènes en bescheiden observaties, in de hoop dat die de lezer in beslag nemen op die bijzondere manier als in de kindertijd.’
Was uw jeugd een voedingsbodem?
‘We verhuisden veel – van Connecticut naar Sydney en van daar weer naar Ontario – maar uiteindelijk bleek dat nuttig voor mij als schrijfster. Als je de hele tijd overal nieuw bent en moet te weten komen wie er populair is en welke muziek je wordt verondersteld goed te vinden, dan word je automatisch een observator.’
Beleefde u het soort meisjesvriendschap waarover uw boek gaat?
‘Elke vrouw toch? Dit soort vriendschap pen was en is essentieel in mijn leven. Dat gold ook voor mijn moeder en nu geldt het voor mijn dochter Livia, die deze zomer 17 wordt. De relatie met een eerste beste vriendin is extra bijzonder. Ze is even intens als een eerste liefde. In het ideale geval is je zielsverwante een spiegel waarin je ziet wie je bent en zou kunnen zijn. Maar met het verstrijken van de jaren krijg je vaak minder en minder het beeld te zien waarop je hoopt. Kleine verschillen worden grotere rimpelingen op het water. Julia en Cassie maken het mee.’
Speelde heimwee naar die prille band?
‘Natuurlijk. In het leven verlang ik vaak terug naar dingen waarvan ik dacht dat ze nooit zouden verdwijnen. Ik begrijp nog altijd niet hoe sommige van mijn vroegste vriendschappen teloorgingen, net zoals ik niet begrijp waarom veel dingen hun glans verloren. Het doet me denken aan wat Knausgård schrijft over het wonder van de jeugd en het effect dat bijvoorbeeld merknamen hebben op kinderen. “Sneakers van Adidas, wow!”, denken ze. Ik wilde dat soort glans opnieuw oproepen.’
Waren uw tienerkinderen bronnen van inspiratie?
‘In zekere zin wel. Door Livia in Meisje in brand te zien opgroeien, besefte ik weer wat een belangrijke tijd adolescentie is. Dan worden we wie we zullen zijn en die ervaring is even belangrijk als eender welke volwassen ervaring. Het was een van mijn drijfveren om dit te schrijven. Ik wilde een archetypisch verhaal over Amerikaanse adolescente meisjes, zonder dat het young adultliteratuur is. Die is me vaak te zeer gericht op problemen en te weinig literair.’
U wilde een leemte vullen?
‘Er bestaan weinig goede verhalen over dit onderwerp, vind ik. Recent was er natuurlijk de succesreeks van Elena Ferrante en Zadie Smith opent haar Swing time met het relaas van jonge vriendinnen. Daarom vragen mensen me soms of ik hun boeken wilde kopiëren. Maar dat is alsof je Philip Roth en J.M. Coetzee erop zou wijzen dat ze met Sabbaths theater en In ongenade wel erg kort na elkaar iets publiceerden over dirty old men. Dat thema is zo alomtegenwoordig dat het ons niet opvalt. Mochten er genoeg verhalen over vrouwenvriendschappen bestaan, we zouden er niet meer op wijzen elke keer er een nieuw verschijnt.’
Wat hoopte u toe te voegen?
‘Julia vertelt over de tijd tussen hun elfde en vijftiende. Die kan erg pijnlijk zijn.
‘Ik kan alleen maar hopen dat “Meisje in brand“jonge lezeressen het gevoel geeft dat ze niet alleen zijn’
‘Het zat al in Madame Bovary: als een vrouw van het pad afwijkt, wordt ze gestraft of gaat ze dood’
Ik heb veel meisjes gekend die in de lagere school tot alles in staat leken, maar vier, vijf jaar later beknot en gedempt waren. De kindertijd is zo heerlijk wild en grenzeloos, je voelt zelfs niet waar jouw huid stopt en die van je beste vriendin begint. De tocht naar volwassenheid komt neer op het omgekeerde: beseffen dat je alleen en beperkt bent.’
Zegt Julia daarom dat opgroeien als meisje betekent dat je leert bang te zijn?
‘Het is bijna onmogelijk om in Amerika op te groeien zonder de verhalen van ontvoerde en vermoorde meisjes te horen. Ze zijn overal: in het nieuws, in films, in tvse ries. Opgroeiende meisjes verdienen beter dan die gangbare verhalen over het kwetsbare meisjeslichaam, vind ik. Zelfs mijn dochter, die toch al een sterke feministe is, moet bewuste acties ondernemen om de diep doorgedrongen angst te overwinnen. Het zat al in Madame Bovary: als een vrouw van het pad afwijkt, wordt ze gestraft of gaat ze dood.’
Kan literatuur de jongste generatie helpen?
‘Ja. Andere verhalen tonen andere moge lijkheden. Ik geloof oprecht dat goede fictie soms het dichtst kan benaderen wat het betekent om op deze planeet rond te lopen. Alleen staan veel van de wezenlijke ervaringen van het vrouwzijn nog niet beschreven. Ik kan alleen maar hopen dat
Meisje in brand jonge lezeressen het gevoel geeft dat ze niet alleen zijn.’
Wat won u bij dit schrijfproces?
‘Het was een heel goede ervaring omdat het voelde alsof ik op dieet was. In mijn eerdere romans zie je hoe opwindend ik het vind om complexe, samengestelde zinnen te schrijven en fancy woorden te gebruiken. Maar deze keer streefde ik naar eenvoud, al was het dan schijnbare eenvoud. Mijn zeventienjarige verteller moest geloofwaardig klinken – daarom las mijn dochter de dialogen na – en ik was al langer aan het nadenken over Wittgensteins uitspraak: “Wat gezegd kan worden, kan helder worden gezegd. Waarover we niet kunnen spreken, moeten we zwijgen.”’
Kondigt u hiermee een ommezwaai aan?
‘Ik zeg niet dat ik mijn liefde voor lange zinnen voor altijd opgeef, ik wil gewoon niet eindigen zoals Henry James, die alsmaar gecompliceerder werd. We leven vandaag in een andere wereld, een waarin het gevaar reëel is dat mensen van fictie verwachten dat ze een doel dient, een politieke boodschap heeft of opvoedt. Het doet me bijna mijn haren uittrekken van ellende. Hoe kunnen we die akelig utilitaire houding – die overigens niet alleen geldt voor literatuur – bestrijden?’
Ja, hoe?
‘Met schoonheid en waarheid, hoop ik. Maar als je wil dat die nog binnenkomen, moet je misschien een helderder vorm vinden. Ik wil niet als een huurling klinken, ik spreek gewoon uit ervaring. Mijn dochter is een echte lezer, maar als ze kan, kiest ze voor de syntactisch minst uitdagende optie. Dat is eigen aan haar generatie.’
U zult onze psyches blijven verkennen?
‘Ik vind mensen oneindig interessant. Een van de vragen die me het meest bezighouden en die ook in Meisje in brand zit, is die naar intimiteit. Wat weten we werkelijk van elkaar? Ik heb vriendschappen van bijna veertig jaar oud. Op een bijna dierlijke manier weet ik hoe mijn vrienden bewegen, welk fruit ze graag eten en wanneer ze moe of boos zijn. Maar van zoveel dingen heb ik geen benul.’
Is dat erg?
‘Nee, het is essentieel menselijk. Daarom verwelkom ik die openheid en onzekerheid ook in mijn schrijven. Ik geloof echt dat de wereld een betere, oprechtere plek zou zijn mochten we meer mysterie toelaten. Waarom juichen we het toe dat kinderen in een imaginaire wereld leven, maar doen we alsof we daar later van weg evolueren? We leven toch met z’n allen in een schijnwereld?’
Was dat altijd al uw overtuiging?
‘Nee. Het grootste deel van mijn volwassen leven had ik het gevoel dat mijn begrip van de wereld vergrootte en ik uiteindelijk veel dingen zou doorgronden. En toen stierven mijn ouders en besefte ik dat ik helemaal niets begrijp. Alles wordt zelfs alsmaar mysterieuzer. Op het einde van zijn leven belandde mijn vader in een hospice op een plek waar hij niets mee had. En toch kruisten daar bijzondere mensen zijn pad: een ambulancier die dienst had gedaan in Toulon, waar mijn grootvader had gewoond, een verpleegster geboren op een boogscheut van het Canadese huis van mijn ouders. Mijn vader heette FrançoisMichel en in zijn laatste weekend is hij verzorgd door een Haïtiaanse die FrançoiseMichelle heet. Als 25jarige zou ik dat afgedaan hebben als toeval. Misschien is het dat ook, maar vandaag overheerst het gevoel dat de mysterieuze elementen in ons leven niet minder waar zijn dan andere.’