Berenmutsen van kattenbont
Joseph Roth trok in 1926 op reis door de prille SovjetUnie. Hij kwam met historisch waardevolle en schitterend verwoorde reportages terug.
Joseph Roth
Spoken in Moskou. Reportages en brieven uit Rusland. Vertaald door Els Snick, Bas Lubberhuizen, 208 blz., 19,99 € (eboek 11,99 €).
De JoodsOostenrijkse schrijver Joseph Roth (18941939) is, meer nog dan een writers’ wri ter, een writers’ journalist, een reporter die door schrijvers op handen wordt gedragen. Dat betekent dat bij elke nieuwe selectie die vertaalster Els Snick uit zijn schier onuitputtelijk journalistiek werk maakt, er wel weer een grote naam zich tot een inleiding laat verleiden. Geert Mak, Bart Van Loo en Tommy Wieringa verklaarden al hun liefde. In Spoken in Moskou is het de beurt aan Tom Lanoye, die zich out als een late fan van de auteur van Radetzkymars. Lanoye geeft met een vergelijking precies de kwaliteit en de aantrekkingskracht van Roths krantenteksten aan. ‘In de schilderkunst leert men de meesterlij ke vakman beter kennen door zijn verwaarloosde schetsboek dan door zijn bekendste doeken. Uit de probeersels en de miniaturen rijst de werkmethode van het genie veel duidelijker op. Zijn speelsheid, zijn twijfels, zijn tics, zijn angsten: ze liggen open en bloot, nog niet verborgen on der het etiket “onaantastbaar meesterwerk”.’
Els Snick heeft deze keer een thema gekozen dat al verscheidene keren in het Duits gebundeld is, en ook al ooit eens grotendeels in het Nederlands vertaald is. Joseph Roth verbleef in 1926 geruime tijd in de pas opgerichte SovjetUnie en schreef er bijna twintig reportages over het leven van alledag voor de Frankfurter
Zeitung, de krant waarvoor hij van 1923 tot 1932 correspondent was. De ‘schetsen’ werden van september 1926 tot januari 1927 gepubliceerd en vormen de hoofdmoot van deze bundel.
Roths Russische verslagen zijn natuurlijk historisch uitermate boeiend – de communistische revolutie was pas negen jaar achter de rug toen hij het land bereisde en de Russische samenleving was nog in volle verandering. Aanvankelijk lijkt Roth enige sympathie voor het nieuwe regime op te brengen, maar voor de propaganda valt hij niet. Hij schippert, wil graag het positieve zien, maar bemerkt ook de kwalen. Gaandeweg groeit het inzicht dat de hoop niet altijd gegrond is, dat een dictatuur in de maak is. Dat lees je het sterkst in de kleine verhalen, want Roth doet niet aan grote, droge politieke analyses. Dit zijn tenslotte ‘reisverhalen’.
Kaviaar en vliegen
Los van die historische context is Roth ook hier weer kwistig met zijn verteltalent. Dat levert pareltjes op. Al in de eerste zin slaat hij toe. ‘Lang voordat een bezoek aan het nieuwe Rusland ook maar denkbaar was, kwam het oude naar ons toe.’ Heerlijk hoe hij verder in die tekst het cliché van de Russische emigrant in Parijs uitkleedt – ‘berenmutsen van zuiver kattenvel’, bijvoorbeeld, en Russische vorsten die taxichauffeurs worden, en daardoor hoogst dankbare personages voor de literatuur.
Roth bedient zijn krantenlezers met literaire kwaliteit. In zijn beschrijving van de kantoren van de grensovergang tussen Polen en de USSR in Njegoreloje wekt hij de koffers van de reizigers tot leven: ze pakken zichzelf uit. Zijn evocatie van de vliegenplaag in kaviaarstad Astrachan geeft je letterlijk de kriebels. De parade aan het Kremlin ter gelegenheid van de verjaardag van de revolutie ontrolt zich als een film.
Met elke bundel weer valt op hoe gevat de schrijver is, hoe hij een scherp, maar vaak melancholisch meedogend observator is, een buitenstaander die met inzicht het leven van gewone mensen beschrijft. Op zijn manier laat hij alle belangrijke aspecten van de communistische maatschappij aan bod komen, ook het leger, de landbouw, het onderwijs, de positie van de vrouw. Soms karikaturaal, soms tongue in cheek, soms understated.
Deze bundel was sterk genoeg geweest met enkel die reportagereeks van 1926’27, maar Snick selecteerde verwante artikelen, brieven en dagboeknotities als aardige toegiften. Het mooiste extraatje staat in de uitleiding door Ilse Josepha Lazaroms: de beschrijving die collegacorrespondent Walter Benjamin geeft van de nachtelijke ‘audiëntie’ bij Roth in een Russisch hotel. Grandioos.
Dit boekje past in wat intussen een onmisbare verzameling geworden is. Snick liet Roth al onder meer aan het woord in bundels over hotels, Frankrijk en joden – telkens ook nog origineel geïllustreerd. In dit deel is Gerda Dendooven aan de beurt met forse Masereelachtige taferelen. Benieuwd of Roths verzameld werk volgend jaar nóg een aantrekkelijke thematische verzameling oplevert.
Met elke bundel weer valt op hoe gevat Joseph Roth is, hoe hij een scherp, maar vaak melancholisch meedogend observator is, een buitenstaander die met inzicht het gewone leven beschrijft