Voorste vogel vliegt het best
Ooievaars die vooraan in een zwerm vliegen, maken optimaal gebruik van de thermiek. Ze flapperen ook minder met hun vleugels en vliegen dus energieefficiënter. Eenmaal in een thermiekbel cirkelen ze naar grotere hoogten dan de achterliggers, en ze kunnen daardoor langer profiteren van de daaropvolgende glijvlucht. De minder ervaren vliegers cirkelen naar minder grote hoogten en zweven dan hun voorganger achterna, om op die manier niet te ver achterop te raken. Daardoor profiteren ze minder lang van de warme, opstijgende lucht, en zijn ze dus relatief veel energie kwijt met vliegen, schrijven Duitse biologen in Science.
Daar staat tegenover dat ze het wel makkelijker hebben tijdens het cirkelen: leidende vogels vertoonden onregelmatiger cirkelgedrag dan volgende ooievaars, omdat ze meer tijd moeten besteden aan het zoeken naar de optimale route. De volgvogels kunnen die route vervolgens kopiëren.
De onderzoekers voorzagen 27 jonge ooievaars van gpszenders en volgden ze vijf dagen over een afstand van pakweg duizend kilometer. Op die manier wilden ze achterhalen of de individuele vogels gezamenlijk thermiekbellen opsporen, waar ze met de warme lucht kunnen opstijgen en vervolgens lange glijvluchten kunnen maken zonder veel energie te gebruiken. Dat blijkt niet het geval: de voorop vliegende vogel zoekt de bel, de rest van de vogels volgt.
Uiteindelijk migreren de voorste ooievaars over een langere afstand dan hun volgers, schrijven de onderzoekers: al door op de eerste dag van de migratie een paar minuten naar het vlieggedrag van de vogels te kijken, is te voorspellen welke individuen het verst zullen vliegen.