Hoe praat je met buitenaardsen?
We hebben ze nog niet gevonden, we weten zelfs niet of ze er zijn, maar taalkundigen vragen zich alvast af hoe we met aliens kunnen communiceren.
Elke taalkundige die ermee bezig is, wil Amy Adams uit de film ‘Arrival’ zijn. Maar zo zal het in het echt wel niet gaan.
Astrobiologie is een wetenschap die zich bezighoudt met dingen die we nog niet gevonden hebben. Sinds vorige week is taalkunde ook zo’n wetenschap. Toen hielden onderzoekers uit beide vakgebieden een gemeenschappelijk congres, over communicatie met levende wezens die wel eens heel anders in elkaar zouden kunnen zitten dan wij.
Het Setiinstituut, dat zich bezighoudt met de zoektocht naar buitenaardse intelligentie (search for extraterrestrial intelligence), heeft lang tegen zijn giechelfactor moeten opboksen, maar is intussen een gerespecteerd onderzoekscentrum geworden, zij het met weinig overheidsgeld en veel middelen van donoren. Minder bekend is het Metiinstituut (mes
saging to extraterrestrial intelligence) dat, eveneens met privégeld, niet probeert te luisteren naar boodschappen uit het heelal, maar boodschappen wil versturen. Meti organiseerde het congres, het eerste ooit over buitenaardse taalkunde, als onderdeel van het Amerikaanse ruimtevaartcongres in Los Angeles, waar de redactie van Nature het verhaal oppikte.
Meti mikt op sterren met mogelijk levensvatbare planeten, ‘in de buurt’ van onze zon. De beroemdste daarvan zijn de zeven planeten rond de ster Trappist1, ontdekt door onze landgenoot Michaël Gillon. Vorig jaar stuurde Meti een boodschap uit, via grote radarantennes. Die begon met basiswiskunde: de 0 en 1 van het binair stelsel, voorgesteld door twee radiofrequenties. Wiskunde is immers door het hele heelal gelijk. Ook al heet ze elders misschien de prwytzi do Pitji, de stelling van Pythagoras geldt overal.
Intelligente wezens moeten er dus vanzelf op uitkomen. Van de eenvoudige wiskunde werkte de boodschap omhoog naar ingewikkelder concepten, om uiteindelijk bij muziek uit te komen. En nu maar hopen dat ze ginder muzikaal zijn.
Radiotelescoop
Wiskunde is een logische eerste stap, maar is het de enige, of
zelfs maar de juiste? ‘We steken onze hoofden nu samen, net om uit te zoeken wat een zinnige eerste stap is, en wat dan volgt’, zei taalkundige Sheri WellsJensen, die het congres mee voorzat, aan Nature.
‘Het begon allemaal in 1974, toen astronoom Frank Drake een eenvoudige boodschap uitzond met de grootste radiotelescoop op aarde, die van Arecibo in Puerto Rico.’ Sindsdien was er zelden nog geld om bewust uit te zenden.
Drake zette als eerste op een rij welke gegevens je nodig hebt om te berekenen met hoeveel intelligente beschavingen we in contact kunnen komen: aantal planeten in het heelal, het percentage daarvan dat vloeibaar water bevat, het deel daarvan waar leven ontstaat, het deel daarvan dat intelligent is, het deel daarvan dat aan het zenden en ontvangen slaat, en hoe lang hun beschaving nadien nog leeft. Al die cijfers zijn vandaag een pure gok. We hebben de jongste jaren meer dan 4.000 ‘exoplaneten’ gevonden, en dat begint een extrapolatie naar het hele heelal mogelijk te maken, maar voor de rest?
Een zinnig gesprek
De congresdeelnemers bogen zich over de vraag hoe groot de kans is dat we met de bewoners van die planeten een zinnig gesprek kunnen voeren. Kunnen we tot een gemeenschappelijke taal komen? WellsJensen: ‘Iedere taalkundige die ik ken, wil Amy Adams uit de film Arrival zijn. Maar zo zal het in het echt wel niet gaan.’
Hoe dan wel? De aanwezigen raakten er niet uit. Linguïste Suzette Haden Elgin schreef ooit een sfverhaal waarin ze aannemelijk maakt dat je denken, en dus je
Meti stuurde een boodschap uit via radarantennes. Die begon met basiswiskunde: de 0 en 1 van het binair stelsel, via twee radiofrequenties
taal, sterk beïnvloedt wordt door hoe je lichaam in elkaar zit, en hoe het met zijn omgeving interageert. Anders gezegd: je kunt alleen met aliens hopen te praten als ze een mensachtig lijf hebben.
De beroemde linguïst Noam Chomsky denkt dan weer dat alle talen een abstracte basis gemeen hebben, en dat je lijf er dus niet toe doet, als je maar recursief (heen en weer) kunt denken. Voorlopige stand van de discussie: voor beide standpunten zijn er argumenten.