De roes van de liefde
Of ik zijn buik niet te dik vind, vraagt Liefje. Nee, antwoord ik, naar waarheid. Deze man is de kersverse liefde van mijn leven. Ik ben bereid hem te aanvaarden, helemaal zoals hij is. Bovendien draag ik zelf een buideltje vet rond mijn navel mee. En wat dan nog? Ik hoef me niet te schamen, ik hoef mijn abominabele buikspieren niet naar binnen te trekken. Buik tegen buik liggen we in bed. Gezellig.
Ik heb mezelf vakantie in een roze wolk gegund. In het gouden kartellijntje rond zijn pupillen kan ik dagen wonen. Een rustige artistiekeling die sociale conventies van zich afschudt met een draai van zijn warrige kop – dat prachtige haar! Hij is het perfecte tegengif voor mijn neurotische gespannenheid, mijn werkverslaving, mijn hysterische huilbuien. Ik kan zoveel van hem leren, zucht een tekstballonnetje in mijn kop.
Met een onnozele glimlach ben ik langzaam aan het indutten. Liefje is nog monter. Of ik het erg vind als hij even alleen op café gaat? Natuurlijk niet. Ga maar Liefje. Ik ben een Nieuwe Nele nu – losjes, ontspannen, en vastbesloten om van niets ooit nog een probleem te maken. Bovendien lig ik al half in slaap.
Drie uur later word ik wakker met een kop vol watten en een mond alsof ik net een hele kameel heb opgegeten – ik heb het concept middagdutje nooit helemaal beheerst. Liefje is nog niet thuis. Dat is niet erg, denkt Nieuwe Nele. Ik hou mij wel in stilte bezig. Er staat een berg afwas en ik ben verliefd genoeg om mij eraan te zetten. Ik schraap een restje eten van een bord wanneer ik een schittering in de vuilnisbak ontwaar. Het nest van een gigantische ekster. Een collectie lege bierblikken, blinkend en stinkend in de avondzon.
Onder het aanrecht vind ik enkele verse pakken, nog strak in het plastiek. In de koelkast is het groentenvak volgepropt met halve liters. Genoeg bier om een blauwe vinvis levercirrose te bezorgen. Wat is dit?
Geen overhaaste conclusies, roep ik mezelf nog na. Maar mijn gedachten springen spiraalvormig een afgrond in.
Ik heb op menig familiefeest gezien hoe een man zich lazarus zuipt en dan als zielig moederskindje door zijn vrouw naar huis werd gereden. Zo’n vrouw zou ik nooit worden, zwoer ik. Voltijds Bobette.
Moeder de vrouw die met wolkjes stoom in de oren en de deegrol in de hand haar halve trouwboek staat op te wachten terwijl die snel nog even in de voortuin pist.
Wie zonder zonden is, drinkt de eerste pint. Ik herinner me een tijd dat ik mezelf trots als drankorgel portretteerde. Ik heb er menig nummer over geschreven. Als prille adolescent was mijn drinken een teken van volwassenheid. Kijk hoeveel drank ik kan binnenhouden – toch zeker voor een halfuur.
Stoppen met zuipen ging gepaard met het pijnlijke besef dat ik nu een echte volwassene ben, zo iemand die geen 21 meer is. En dat is misschien maar goed ook. Nuchter zijn is geen pretje, dat heb ik nooit gezegd. Het leven is een klerezooi waarmee je liever niet te veel wordt geconfronteerd, ik zou op dit eigenste moment ook liever zat zijn. Maar volwassen zijn betekent die godverdomse snertdagen nuchter in de ogen kijken, zonder het troostende dekentje van de roes, en rechtop blijven staan, blijven leven, en blijven proberen.
Er klikt iets in mijn kop. Ik zie Liefje ineens in een heel ander licht. Zijn ontspannen rustigheid wordt slome inertie. Zijn romantisch rommelige kamer wordt het gore hol van een dronkaard. In zijn prachtige gebronsde surferhuid meen ik ineens de eerste tekenen van geelzucht te ontwaren. En nu ik weet waar die buik vandaan komt, vind ik het ineens niet zo gezellig meer.
Wat moet ik doen? Zal ik maar meteen met dat aanvaarden beginnen? Ik moet met hem praten. Dat weet ik, en ik durf niet. Ik wil die kwaaie vrouw niet zijn. You just don’t know until you’ve tried to love a man who’s lovin’ whiskey, zingt Rory Block. Zo erg is het nog niet, maar vervang “whiskey” door “het goedkope biermerk uit de supermarkt” en het komt toch al gevaarlijk dicht in de buurt.
Ik sta nog steeds aan de afwas, met wolkjes stoom in de oren. Liefje blijft maar weg. Waar is die deegrol?
Als prille adolescent was mijn drinken een teken van volwassenheid. Kijk hoeveel drank ik kan binnenhouden – toch zeker voor een halfuur
Nele Van den Broeck