Het ene basisinkomen is het andere niet
Dat het basisinkomen niet geschikt zou zijn om armoede te bestrijden, vindt PHILIPPE VAN PARIJS te kort door de bocht.
Het basisinkomen is ‘duur, inefficiënt en overbodig’, kopte deze krant (DS 13 juni). Samen met collega’s van de Universiteit Antwerpen simuleerde econoom Ive Marx de introductie van een maandelijks basisinkomen van 702 euro voor alle Nederlanders tussen 18 en 64 jaar oud. Het basisinkomen zou de ongelijkheid in Nederland verkleinen, maar de armoede doen stijgen.
Zo geformuleerd is die conclusie is op zijn minst misleidend te noemen. ‘Het basisinkomen’ bestaat niet Er zijn wel specifieke voorstellen voor bepaalde landen, met nogal wat variatie in de hoogte van het bedrag, wat precies vervangen wordt en wie de nettokosten financiert. Marx en zijn collega’s hebben één specifiek voorstel onderzocht. Er is geen goede reden om het cijferwerk van het Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) in vraag te stellen, dat is steeds nauwkeurig en eerlijk. Maar het voorstel dat het onderzocht, is niet het soort voorstel dat op korte termijn het relevantst is voor ons en onze noorderburen. En vooral: het onderzoek heeft geen oog voor de belangrijkste argumenten in het voordeel van een onvoorwaardelijk basisinkomen wat armoedebestrijding betreft.
Armoedebestrijding
De relevantste voorstellen voor een basisinkomen op korte termijn voor landen als Nederland of België gaan uit van een bedrag van 450 tot 500 euro en bevatten deze elementen: de lagere uitkeringen worden door dat basisinkomen vervangen, het nettobedrag van hogere uitkeringen wordt verlaagd – zodat het totale nettoinkomen van de huishoudens in kwestie niet vermindert – en de vrijstellingen van de lagere inkomensschijven worden afgeschaft. Verder gaan ze ervan uit dat de nettokosten gefinancierd worden door de hogere inkomens.
Voorstellen met zo’n structuur kunnen onmogelijk leiden tot een stijging van de armoede. We mogen zelfs verwachten dat ze de armoede zullen verminderen wegens vier beschouwingen waarmee het onderzoek geen rekening houdt.
De studie zal helpen om een aantal simplistische argumenten in het voordeel van het basisinkomen te ontkrachten
1. Mensen die in principe recht hebben op een voorwaardelijke bijstand, krijgen die vaak niet, of te laat, wegens gebrek aan informatie of vrees voor stigmatisatie. Als je armoede wilt bestrijden, moet je dus niet alleen rekening houden met waar arme mensen volgens de wetgeving recht op hebben, maar ook met wat ze krijgen en wanneer. Wat dat betreft, heeft een onvoorwaardelijk inkomen een groot voordeel tegenover een voorwaardelijk leefloon.
2. Daarbij komt dat je niet alleen moet kijken naar de huidige situatie van de huishoudens, maar naar de opties die effectief toegankelijk zijn. Mensen die een voorwaardelijke uitkering krijgen, willen of durven vaak geen job te aanvaarden omdat die netto minder of amper meer betaalt dan de bijstand of omdat die onzekerheid creeert. Zullen ze hun uitkering meteen terugkrijgen als ze hun job verliezen of opgeven? Een basisinkomen blijf je krijgen onafhankelijk van jouw werksituatie.
3. Het gaat niet alleen om de inkomenssituatie van huishoudens, maar ook over verdeling binnen elk huishouden. Een individueel basisinkomen betekent noodzakelijk een herverdeling van koopkracht en onderhandelingskracht in het voordeel van het zwakste lid van elk huishouden, meestal vrouwen, van wie een aantal helemaal geen eigen inkomen heeft. Armoede binnen het huishouden heeft geen plaats in de meeste armoedeonderzoeken. Ook in dit geval niet.
4. Armoede is niet alleen een kwestie van geldgebrek, maar ook, en voor sommigen vooral, van tijdgebrek. Deeltijdse arbeid goedkoper maken dankzij een onvoorwaardelijk basisinkomen biedt laagbetaalde werknemers de mogelijkheid om hun leven minder ‘tijdarm’ te maken, en daardoor leefbaarder. Ook daarmee wordt helemaal geen rekening gehouden.
Die belangrijke beperkingen beletten het CSBonderzoek niet om een nuttige rol te spelen in de lokale, en zelfs in de mondiale discussie die sinds een paar jaren bloeit. Het zal helpen om een aantal simplistische argumenten in het voordeel van het basisinkomen te ontkrachten. En het zal hopelijk ook andere onderzoekers aanmoedigen om de impact op armoede van meer relevante versies van het basisinkomen te bestuderen, wellicht zelfs zonder de vier specifieke voordelen van de onvoorwaardelijkheid over het hoofd te zien.
Tot slot wellicht het belangrijkste: een onvoorwaardelijk basisinkomen is veel meer dan een nuttig werktuig in de bestrijding van de armoede. De ondertitel van een boek dat ik samen met Yannick Vanderborght schreef, Basic income, wou deze boodschap duidelijk maken: A radical proposal for a free society and a sane economy.