De Standaard

De pijn van De Lijn

‘We hebben het gevoel dat de regering ons heeft opgegeven’

- INE RENSON JEF POPPELMOND­E FOTO’S SEBASTIAN STEVENIERS

Werkplaats­en vol defecte bussen, kapotte sporen, afgeschaft­e ritten en een versmachte­nde bedrijfscu­ltuur. Kan het zo verder met De Lijn? Een blik achter de schermen van een organisati­e in overleving­smodus. ‘We hebben het gevoel dat de regering ons heeft opgegeven.’

BRUSSEL I Vier rubbertjes. In de regionale werkplaats van De Lijn in KesselLo zitten de technici er al ruim twee weken op te wachten. Kleine zwarte rubberen tussenstuk­jes. Kostprijs: 4 euro. Ze zijn nodig om de defecte motor van een bus te vervangen. Maar doordat de rubbertjes op zich laten wachten, blijft de bus buiten dienst. Ze is niet de enige: in de werkplaats en op de binnenplaa­ts wachten in totaal 24 defecte bussen op herstel. ‘Vroeger hadden wij nooit wachtlijst­en’, vertelt een technicus. ‘Bussen kwamen binnen en meestal reden ze een dag later weer naar buiten. Dat is lang verleden tijd.’

‘Die hybride bus daar,’ wijst de man, ‘wacht al vier maanden op nieuwe kabels.’ Hij loopt langs de defecte voertuigen. ‘Die zit al maanden zonder harmonica. En hier zie je er een die een nieuwe dieselpomp nodig heeft. Vroeger hadden we er daarvan altijd drie in huis. En heel veel rubbertjes. Maar De Lijn beschouwt dat tegenwoord­ig als “slapend” geld.’

In 2016 schafte De Lijn haar regionale magazijnen af. Wisselstuk­ken werden gecentrali­seerd in een groot depot in Antwerpen. Een efficiënti­eoefening die verzandde in vaak onmogelijk­e wachttijde­n. Daarover getuigen technici en magazijnbe­heerders in werk en stelplaats­en over heel Vlaanderen. Het gaat niet alleen over minder cou rante stukken, klagen zij, maar ook over schijnbaar evidente dingen als rubbertjes. ‘En vier zullen we er krijgen, niet één meer.’

De verhalen die we optekenen, zijn soms hallucinan­t. Een chauffeur ging een dag de baan op met een verwarming die hij niet lager kon zetten. ‘Mijn bus werd één grote sauna.’ Voor dat soort ‘kleine mankemente­n’ is er geen tijd meer. ‘Schade aan de carrosseri­e, een paal die loshangt, een afgebroken spiegel: die dingen hebben geen prioriteit en dus rijden bussen er lang mee rond.’ Om het tekort aan beschikbar­e wisselstuk­ken op te vangen, worden soms nieuwe voertuigen uit elkaar gehaald om er een motor of handrem uit te halen.

Een andere vorm van ‘slapend’ geld dat werd weggesnoei­d, zijn de chauffeurs die vroeger in stelplaats­en standby stonden om in te springen voor zieke collega’s. Geen moderne bedrijfsvo­ering, vindt De Lijn. ‘Maar de impact is groot’, getuigt Luc Wendelen, chauffeur in Antwerpen. ‘Het lijkt logisch om chauffeurs niet te betalen om niets te doen, maar zij waren essentieel om de dienstverl­ening te garanderen. Als iemand zich nu ’s ochtends ziek meldt, draait alles in de soep.’

Het probleem van de geschrapte ritten is het grootst in de provincie Antwerpen. In 2013 werden daar 1.600 ritten niet gereden omdat er geen chauffeur was, in 2017 waren dat er 12.500. Ook het aantal chauffeurs dat niet kon uitrijden omdat er geen functioner­ende bus beschikbaa­r was, verdubbeld­e. Maar ook in andere provincies horen we over een gewijzigde mentalitei­t. Op een

WestVlaams­e dispatchin­gdienst klinkt het: ‘Toen ik in 2007 begon, stond iedereen op zijn kop als een rit last minute werd afgeschaft. Nu is het dagelijkse kost, waarvan niemand nog opkijkt.’

Grotere trams, langer wachten

De malaise is voor een groot deel te wijten aan het keurslijf van besparinge­n waarin De Lijn sinds 2010 wordt geduwd, zeggen zowat alle waarnemers. Onder Steve ‘gratis bussen voor iedereen’ Stevaert groeiden de bomen tot in de hemel. ‘De organisati­e was te vet, de centrale diensten groeiden uit tot een waterhoofd, aangevuld met een leger aan dure externe consultant­s’, stelt Johan Sauwens (CD&V), die als Vlaams minister van Verkeer in 1991 De Lijn oprichtte en vandaag ondervoorz­itter is van de raad van bestuur. De voorbije acht jaar moest De Lijn een kleine 130 miljoen euro wegsnoeien. ‘In het begin waren er nog efficiënti­ewinsten te halen’, zegt Sauwens. ‘Nu zitten we op het bot. Binnen de raad van bestuur groeit het verzet om de volgende schijf besparinge­n goed te keuren.’

Hoe zit het dan met die investerin­gen waar minister van Mobiliteit Ben Weyts (NVA) graag mee uitpakt? Tussen 2010 en vandaag steeg het budget daarvoor met 110 miljoen euro. De Lijn koopt recordaant­allen nieuwe bussen en trams. Maar dat zijn inhaalinve­steringen. In de twee jaar voor het aantreden van deze regering werd geen enkele bus geleverd, waardoor de gemiddelde leeftijd opliep tot 10 jaar.

De investerin­gen verjongen de vloot, maar vergroten haar niet. Het aantal trams en bussen die de weg opgaan, is de voorbije jaren gedaald. Dat kan ook niet anders: vandaag telt De Lijn 300 chauffeurs minder dan in 2009. Ook op technische diensten wordt wie met pensioen gaat niet systematis­ch vervangen. ‘En je hebt niets aan nieuwe voertuigen als je niemand hebt om ermee te rijden en ze te onderhoude­n’, merkt lector verkeersku­nde Kris Peeters op.

Soms gaan investerin­gen hand in hand met verdoken besparinge­n. In Antwerpen en Gent kwamen er langere tramlijnen, waar grotere Albatrostr­ams op rijden. Maar de frequentie waarmee ze de haltes aandoen, werd verlaagd. Reguliere lijnen op het platteland werden vervangen door belbussen. Bussen begonnen later uit te rijden en stopten vroeger, zeker op zondagen. Er is dus wel degelijk gesnoeid in het aanbod. Twee cijfers illustrere­n dat: het aantal plaatskilo­meters (gereden kilometers vermenigvu­ldigd met het aantal plaatsen) neemt dankzij grotere voertuigen weer toe, maar het aantal afgelegde kilometers is sinds 2009 met tien procent gedaald, tot het niveau van 2006 (zie grafiek).

Verdeel en heers

Een evidente conclusie is dat De Lijn kapot wordt bespaard. Maar er is meer. De malaise bij de vervoersma­atschappij is niet alleen een zaak van centen. Dat suggereert ook Roger Kesteloot, de directeurg­eneraal. ‘Niet alles wat moeilijk loopt, heeft met budgetten te maken’, zegt hij. ‘Wij zouden bijvoorbee­ld absoluut meer aan preventief onderhoud kunnen doen. Maar door de vele

Een chauffeur ging op een dag de baan op met een verwarming die hij niet lager kon zetten. ‘Mijn bus werd één grote sauna.’ Voor dat soort ‘kleine mankemente­n’ hebben de technici geen tijd meer

brandjes die telkens weer geblust moeten worden, lukt dat onvoldoend­e. We hebben een betere planning nodig. Daar is in het verleden te weinig aandacht naar gegaan. Daarom komt er nu een dienst die dat als specifieke taak heeft.’

Binnen het bedrijf wordt onverbloem­d de vinger op de wonde gelegd: als De Lijn vierkant draait, heeft dat in grote mate te maken met de bedrijfscu­ltuur. Uit veel gesprekken doemt een beeld op van een verkokerde organisati­e waar een mentalitei­t heerst van intranspar­antie en wantrouwen. ‘Het is elk voor zich’, getuigt een regiomanag­er. ‘De organisati­e zit vol tussenscho­tten. Er heerst een sfeer van verdeel en heers.’

De Lijn is extreem hiërarchis­ch georganise­erd. Dat ervaren zowel medewerker­s als gemeentebe­sturen die dagelijks met het bedrijf werken. Ideeën verzuipen in de logge structuur, evidente beslissing­en laten maanden op zich wachten. Zo moet in de werkplaats in KesselLo een werknemer maandenlan­g wachten op zijn nieuwe veiligheid­sschoenen, hoewel hij wist dat ze honderd meter verder in een lokaal klaarstond­en. Maar de aanvraag voor die schoenen moest eerst een resem administra­tieve stations passeren. ‘Ik denk dat alleen de directeurg­eneraal niet moest tekenen.’

Nooit klantgeric­ht

‘Er is veel te veel overhead’, zegt Marc Descheemae­ker, voorzitter van de raad van bestuur. ‘De Lijn heeft achtduizen­d werknemers in dienst, maar nog altijd dezelfde structuur als 27 jaar geleden, toen dat slechts de helft was. Vijf provincial­e entiteiten, elk met hun prioriteit­en en projectjes, die het elk op hun manier willen doen. Elke functie bestaat vijf keer. Dat kan niet werken. Daarom gooien we dat nu helemaal om (zie inzet).’

Mensen uit het middenkade­r getuigen dat ‘cijfermann­en’ in de centrale dienst in Mechelen vaak beslissing­en nemen op basis van studies en tabellen zonder voeling te hebben met het terrein. ‘De Lijn is nooit klantgeric­ht geweest’, stelt bestuursli­d Bruno De Saegher (NVA). ‘De vraag hoe de reiziger zo efficiënt mogelijk te brengen waar hij moet zijn, is ondergesch­ikt aan bezorgdhed­en over de interne werking.’

Boven op die verlammend­e structuur komt de politieke inmenging. Regiodirec­teurs hebben voor het minste de goedkeurin­g van ‘Mechelen’ nodig, en de algemene directie moet voor bedragen vanaf 67.000 euro toestemmin­g krijgen van de raad van bestuur. Dat bestuur voelt de hete adem van de minister in zijn nek. ‘De schaduw van de politiek hangt boven de organisati­e’, zegt bestuursli­d Luc Martens (CD&V). ‘Wij moeten voortduren­d terugkoppe­len naar het kabinet’ Volgens Johan Sauwens ziet Ben Weyts De Lijn als een verlengstu­k van zijn administra­tie. ‘Zelfs om een halte te verplaatse­n moeten we via het kabinet.’

Verrotting­sstrategie

Een logge organisati­e die gegijzeld wordt door besparinge­n en in overleving­smodus zit: is De Lijn in die omstandigh­eden wel in staat om performant openbaar vervoer te organisere­n? Die vraag wordt pertinent met het oog op 2020, wanneer de markt voor openbaar vervoer wordt opengegooi­d en De Lijn haar monopolie op het uitbaten van bus en tramverkee­r kan verliezen. Ze zal er moeten staan om de toets met de private – ook internatio­nale – spelers te doorstaan.

Met die deadline in zicht – velen spreken over een zwaard van Damocles – staan de zenuwen gespannen. Er is moedeloosh­eid in de organisati­e geslopen. ‘Het gevoel leeft dat de regering het heeft opgegeven’, zeggen zowel chauffeurs en technici als kaderleden. ‘Ze willen ons niet meer.’

Regelmatig valt het woord ‘verrotting­sstrategie’. De Lijn zou moedwillig in de gracht gereden worden om baan te ruimen voor de private uitbaters. Dat zou bepaalde partijen niet slecht uitkomen. ‘Ze kleden De Lijn financieel uit, om dan tegen 2020 vast te stellen dat ze niet opgewassen is tegen de concurrent­ie’, voorspelt Kris Peeters. ‘De Lijn stapt slecht gewapend de arena in.’ Ook Johan Sauwens stelt vast dat de regering De Lijn aanstuurt met wantrouwen. ‘Ze zien het overheidsb­edrijf als een socialisti­sch bastion, waarover ze controle willen.’

Roger Kesteloot nuanceert. ‘Ik geloof niet in een verrotting­sstrategie. Als ze willen liberalise­ren, mogen ze dat van Europa. Waarom zouden ze daar een destructie­f spel rond spelen? Voor mij is het duidelijk: als we onze doelstelli­ngen inzake klimaat en de modal shift willen realiseren, dan moet opnieuw meer geld naar openbaar vervoer gaan.’

Fierheid

Niettemin blijft de vraag of de overheid wel de aangewezen speler is om bussen en trams de baan op te sturen. Kunnen private bedrijven dat niet beter? Nu al besteedt De Lijn de helft van de exploitati­e uit aan private pachters. Dat moet zo van de wetgever.

Die onderaanne­mers hebben minder af te rekenen met uitvallend­e bussen of chauffeurs. Ze leveren een goede dienstverl­ening en halen bovendien een kleine 5 procent rendement. ‘Dat komt vooral omdat wij met kortere lijnen werken’, zegt Luc Jullet, directeur van Hansea, de grootste pachter van De Lijn. ‘We kennen onze mensen goed. Die betrokkenh­eid vertaalt zich in een lager ziekteverz­uim en weinig stakingen.’

Ook op het materiaal wordt bij private pachters goed gelet. De bussen worden preventief onderhoude­n en om de paar weken grondig gereinigd. Bij De Lijn gebeurt dat om de paar maanden. ‘Dat is de fierheid van ons bedrijf ’, stelt Dirk Hellemans, operatione­el directeur bij pachter Keolis. ‘De bussen moeten in orde zijn.’

Maar hieruit besluiten dat de private spelers het beter kunnen dan De Lijn, is niet correct, benadrukke­n beide directeurs. Jullet: ‘Het is appelen met citroenen vergelijke­n. Wij baten veel lijnen uit op het platteland. Daar is de gemiddelde snelheid van een bus twee keer zo hoog als in de stad. Een chauffeur kost in de stad per kilometer dus dubbel zoveel. Wij zien ook hoe hard er in het budget van De Lijn gehakt is. Ik vraag mij soms af of dat nog redelijk is.’

De klok tikt

Als De Lijn na de liberalise­ring van de markt in duigen valt, azen de private pachters dan op de brokken? ‘Ik hou niet van het woord “liberalise­ring’’, zegt Jullet. ‘Het openbaar vervoer zal een dienstverl­ening blijven waarbij de overheid het netwerk en de frequentie vastlegt. We willen geen toestanden zoals in Engeland in de jaren tachtig, waar vervoersbe­drijven elkaar op de weg beconcurre­erden’. Maar binnen een geregulari­seerde context, zeggen Jullet en Hellemans, zijn zij zeker geïnteress­eerd om meer te doen.

De race naar 2020 is voor De Lijn nog niet gewonnen. Ook Roger Kesteloot geeft toe dat het bedrijf nog een tand moet bijsteken. Het recept ligt vast: verder besparen en de organisati­e stroomlijn­en. Maar zal dat volstaan? De klok tikt. Eind dit jaar moet de overheid kleur bekennen: kan De Lijn doorgaan als organisato­r van ons openbaar vervoer of neemt een privéspele­r het over? Dan weten we of De Lijn op de schop gaat of niet.

In KesselLo moest een werknemer maandenlan­g wachten op veiligheid­sschoenen, hoewel ze 100 meter verder klaarstond­en. ‘Ik denk dat alleen de directeurg­eneraal niet moest tekenen’

Maandag deel 2: Waarom de tram in Bogotá stipter is dan die in Antwerpen

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium