‘Ik praat veel met mijn overleden man: waarom heb je mij niet meegenomen?’
Eigenlijk was Claude (60) het liefst thuis gestorven, tussen zijn boeken over heemkunde en geschiedenis. Maar zijn longkanker bezorgt hem te veel pijn. Zonder hulp raakt hij niet meer van zijn stoel naar zijn bed. Ook eten gaat moeilijk. Het begon met een rare hoest, net voor zijn pensioen, vertelt Claude. Na het afscheidsfeest met zijn collega’s ging hij naar de dokter. ‘Ik wist dat het serieus was.’ De zestiger is verbaasd hoe nuchter hij bij zijn nakende dood blijft. ‘Misschien omdat ik alleenstaande ben en geen kinderen heb om wie ik me zorgen maak. Iedereen gaat een keertje dood, toch?’
Maar thuis sterven kon dus niet. Daarom regelden zijn zussen voor hem een opname in het woonzorgcentrum SintVincentius in Avelgem, waar ze twee kamers hebben voor terminaal zieken die nog thuis wonen, maar daar liever niet sterven. Die zogenaamde hospicekamers zijn een primeur voor Vlaanderen. Voor directeur Ken Wagner passen ze in zijn visie op wat een rusthuis hoort te zijn. Hoewel de doorsneebewoner hier niet komt met de verwachting spoedig te sterven, wil hij het levenseinde wel vanaf de eerste dag bespreekbaar maken.
Geen vloedgolf
‘We merkten dat er wel vaker ouderen naar ons woonzorgcentrum kwamen en kort daarna overleden, omdat ze bij hun opname al erg ziek waren. Die terminaal zieken komen nu naar onze hospice kamers. Blijkbaar is er nood aan dit type opvang. De dichtstbijzijnde ziekenhuizen zijn hier twintig kilometer vandaan en hun palliatieve afdelingen hebben lange wachtlijsten. Daarom wilden we zelf een aanbod doen.’
Het SintVincentius is van christelijke achtergrond. Dat heeft directeur Wagner er niet van weerhouden om vijftien jaar geleden al voor zijn bewoners een zorg plan voor het levenseinde uit te rollen. Bang voor een vloedgolf aan euthanasie aanvragen is hij nooit geweest. ‘In vijftien jaar hebben we vier aanvragen voor eu thanasie gehad; twee in het woonzorg centrum, twee in de hospicekamers. Als je weet dat hier jaarlijks veertig mensen overlijden, is dat helemaal niet veel.’
Wagner maakt zich sterk dat net de bespreekbaarheid van de dood het aantal euthanasieaanvragen in zijn woonzorg centrum beperkt houdt. ‘Bewoners vra gen wel vaker of euthanasie tot de moge lijkheden behoort. Maar dat betekent nog niet dat ze daarvoor kiezen. De weten schap dat met hun wensen rekening zal worden gehouden, stelt hen gerust.’
Niet betuttelen
Palliatief en pastoraal medewerkster Nele Vandommele voert die gesprekken over ‘vroegtijdige zorgplanning’. Maar niet onmiddellijk. ‘Tijdens de eerste we ken van hun verblijf rouwen nieuwe be woners nog vaak om het verlies van hun huis en hun vroegere leven. Pas vanaf week zes kaarten we het onderwerp aan. Tenzij hun medische toestand het niet toelaat om zo lang te wachten.’
Hoe bewoners hun laatste levensdagen wensen te beleven, wordt zorgvuldig op papier gezet met een zorgcode. Zo bete kent DNR 0 dat de bewoner nog maxima le geneeskundige zorg wil. Bij code 1 wil men niet meer gereanimeerd worden. Co de 3 houdt in dat men wil stoppen met de behandeling(en).
‘Het is belangrijk dat die wensen op pa pier staan, om te vermijden dat de verzor ging in hun plaats gaat denken dat een hoogbejaarde bewoner het niet meer de moeite vindt om naar het ziekenhuis te worden gebracht na een trombose of een hartfalen. Het is niet aan ons om daarover te oordelen. We moeten altijd de stem van de mensen zelf horen.’
Dat luisteren naar de bewoners is een leerproces voor het team, zegt Wagner. ‘We hadden een bewoonster die wat te vaak wijn ging drinken in ons café. Het team stelde voor haar alcoholvrije wijn te schenken. Maar die dame is niet achterlijk. Ze zou het verschil wel proeven. Het zou betuttelend zijn geweest om in haar plaats te beslissen wat goed voor haar is. We beschouwen het woonzorgcentrum als een plaatsvervangende thuis. En thuis zouden we haar haar wijntje niet hebben ontnomen.’
Groot feest
Zelfs met dementerende bewoners gaat SintVincentius het gesprek over hun levenseinde aan, voor zover ze zich nog kunnen uitdrukken. ‘We stellen vragen met behulp van foto’s en filmen dat gesprek, om het vervolgens aan de familie te tonen’
Bewoners hebben natuurlijk ook het recht om helemaal niet met hun levenseinde bezig te zijn, benadrukt directeur Wagner. ‘Er zijn er ook die zeggen dat hun kinderen alles wel zullen regelen. We dringen niemand iets op.’
‘Bovendien, en vooral, we zijn hier niet alleen met sterven bezig. We kunnen niet om de dood heen, maar op de eerste plaats werken we aan een goed leven voor onze bewoners.’
Goed leven, dat kan bijvoorbeeld een groot feest zijn. De bewoonster van een van de andere hospicekamer loopt tegen de tachtig en is verward. Ze wil Cindy Deweirdt, de coördinator van de afdeling, geld geven om in de winkel koffie en koekjes te gaan kopen voor mij. ‘Dan moet ge dat niet uit uw eigen zak betalen.’ En tegen mij: ‘Ik woon hier niet, hoor. Ik heb nog mijn eigen huizeke.’
Nochtans is de vrouw terminaal, en heeft ze met Cindy recentelijk nog haar zorgplanning doorgenomen. Dat gesprek ging niet alleen over haar nakende dood, maar vooral over wat de vrouw nog graag zou willen doen in haar laatste dagen. Een familiefeest geven was haar de voorbije jaren in haar serviceflat niet meer gelukt. Cindy stelde voor om op zondag het dagcentrum van SintVincentius af te huren. ‘Daar leefde ze helemaal van op.’
In het wzc SintVincentius in Avelgem is de dood geen taboe, ook euthanasie niet. Voor terminale zestigplussers die liever niet thuis sterven, zijn er zelfs twee aparte kamers. ‘Dat met hun wensen rekening zal worden gehouden, stelt hen gerust.’