Een bal, tien kegels en een vrouw aan zet
Nog tot en met vandaag organiseert België uitzonderlijk het EK bowlen voor vrouwen. ‘Zomaar een balletje gooien? Vergeet het. Pure concentratie, om van jezelf een machine te maken.’
BRUSSEL I Het linkervoetje vooruit. De heupen een slag gedraaid. De blik die ankerpunten op de baan zoekt waarlangs ze de bal wil leiden. Het lijkt een onoverbrugbare kloof, die 24 spekgladde meters tussen haar en de tien kegels, een trollenleger van witrode pionnen.
Maar dan zet Annouk Coopmans vijf stappen vooruit, afwisselend snel en traag, klein en groot. Tegelijk volgt de ruim zes kilo wegende bal een perfecte curve langs haar zijde, met het lichaam als een soort slingerkatapult. De bal zet ze vervolgens subliem en bijna geluidloos af, waarna hij enkele seconden later vol in de pocket slaat.
Dan dat kenmerkende holle, ratelende geluid van omvallend hout. Een xylofoon. Aan de frequentie alleen al kan een bowler zich met zijn ogen dicht de grootte van de ravage inbeelden. En wat Coopmans hoort, bevalt haar: een strike. Alle kegels omver. Ze kijkt snel naar haar ouders die achter het lint toekijken.
Coopmans, binnenkort 21 en de jongste van de Belgen, vertegenwoordigt deze week ons land op het Europees kampioenschap voor vrouwen. Normaal moest Denemarken dat organiseren, maar door praktische problemen nam België over – de wedstrijden vinden nog tot en met vandaag plaats in Wemmel, in een zaal met 36 banen.
Coopmans won al eens zilver op een EK in de jeugdreeksen. In tijden van een hoog wedstrijdritme oefent ze makkelijk vijf dagen per week. ‘Precisie’, dat noemt ze haar grote werkpunt.
Professionele scholen
Hoewel we het EK mogen organiseren, staat België niet bepaald bekend als een bowlingnatie met grote namen en doorgedreven trainingsmodules. Toch niet in vergelijking met Amerika, waar de sport mee de nationale identiteit uitmaakt, en met landen als Japan of Zweden.
Ook dit tornooi vormen de Scandinaviërs de grootste concurrenten; ze bezetten de kopposities in de meeste disciplines. Dat klassenverschil – de spelers scoren makkelijk twintig punten per partij meer – komt door een doorgedreven subsidiëring en door het bestaan van professionele bowlingscholen. Op het kampioenschap telt het team van Zweden drie coaches: een mental coach, iemand die tactische en technische instructies geeft, en een derde man die intussen de concurrentie en hun manier van spelen taxeert – over elke baan ligt namelijk een oliepatroon dat het schuiven en het spinnen van de bal beïnvloedt; wie die het best kan ontcijferen, kan daaraan zijn balkeuze en manier van gooien aanpassen.
In de eerste drie spelletjes die Annouk moet spelen (samen met landgenoten Bauke Jespers en Linda Van Kerckhove) komt ze uit tegen de topfavoriet. Ondanks het geroep van de Zweedse supporters schiet ze stabiel en beheerst. Strikes en spares (alle kegels weg in twee beurten) wisselen elkaar af. Af en toe gaat een bal recht door het pak – een vervelende situatie, zeker als dat een split oplevert.
Over elke baan ligt een oliepatroon dat het schuiven en het spinnen van de bal beïnvloedt; wie dat het best ontcijfert, heeft een stapje voor
Verschillende spelers noemen de baancondities niet optimaal en wijzen daarvoor naar het warme weer buiten, waardoor de olie uitzet. Dat blijkt ook uit de topscores, die blijven eerder aan de lage kant.
Perfect game
Zomaar een balletje gooien: Annouk hoort het vaak genoeg van vrienden. Alsof het in bowling louter daarop neerkomt. Maar het gaat niet om de perfecte worp, het gaat erom die keer op keer te kunnen herhalen. Als een machine, zonder aarzelen. En dat vraagt kunde. En concentratie. En bewustzijn. ‘Mensen onderschatten dat aspect’, zegt Annouk. ‘Maar daarin ligt wel het verschil tussen goed scoren en dat tikkeltje meer.’
Zelf gooide ze een paar jaar geleden een ‘perfect game’, twaalf strikes na elkaar, met een maximumscore van driehonderd punten. ‘Een ongelooflijk gevoel’, zegt ze. Nu wil ze vooral veel wedstrijden spelen, het liefst in het buitenland, tegen andere toppers. ‘Ik leerde bowlen door mijn vader, en doe het ondertussen al veertien jaar. Misschien dat het ooit mindert, maar nu niet – nu wil ik spelen en punten pakken.’