Taalpuritein
I n het zesde leerjaar organiseerde de juf elke dag een taalspelletje. Zij las zinnen voor, wij moesten zelfgemaakte bordjes in de lucht houden met daarop d, t, dt, dd of tt. Wie een fout maakte, viel af. Mijn schoolbank stond in een streng katholieke school. De lerares zei het niet met zoveel woorden, maar het was duidelijk dat afvallers zouden branden in de hel. Wanneer ik een keertje niet als laatste overbleef, maar als tweede of – de horror – als derde laatste, kroop ik onder mijn bank van schaamte. Ik heb er zelfs ooit een put gegraven waar ik in kroop tot iedereen me vergeten was.
Aan de hogeschool hadden studiegenoten eens een grap bedacht. Toen ik tijdens een groepswerk even naar het toilet ging, pakten ze mijn notities. Na één van mijn d’s voegden ze een ‘t’ toe die nauwelijks van de mijne te onderscheiden was. Zo werd ‘ik word’ plots ‘ik wordt’.
Toen ik mijn schrift even later oppakte en herlas wat ik al geschreven had, kreeg ik meteen heimwee naar de put uit de lagere school. Ik had een fout gemaakt die te dom was voor woorden. Het schaamrood steeg tot mijn voorhoofd. Tot ik hen zag grinniken.
Spel en schrijffouten van anderen heb ik nochtans altijd al makkelijk kunnen wegwuiven. ‘Er zijn ergere dingen in het leven’, hoor ik me geregeld zeggen. Ook tegen mezelf trouwens, maar dat leek lange tijd niet te werken. Pas toen ik de kaap van veertig overschreed, werd het een stuk makkelijker om milder te zijn. Ergens halverwege het leven groeit het besef dat de resterende tijd te kort is om je over onbenulligheden als de volgorde van lettertjes druk te maken.
Gisteren fietste ik voorbij het stationsplein. Twee groepjes jongeren slingerden elkaar verwensingen naar het hoofd. Een Turkse jongen schreeuwde ‘Mijn moeder is een hoer!’ Tot vijf keer toe. Nog nooit had ik zo weinig aandrang gevoeld om een taalfout te corrigeren.
Er zijn ergere dingen in het leven dan spelen schrijffouten